Marechal NV - Tuincentrum boomkwekerij

onsdag, oktober 27, 2004

WATERPLANTEN

WATERPLANTEN

Water maakt een tuin extra aantrekkelijk. Een vijver, moerasje, waterpartij of borrelsteen zijn levendige tuinelementen.

Sinds de oudheid maakte men reeds gebruik van water in de tuin. Water is immers het symbool van leven.

Bewegend water zorgt dan weer voor een extra dimensie. Een fontein, een borrelsteen, een waterval of een waterloopje brengen uw vijver tot leven. Heel praktisch is bovendien dat bewegend water zuurstof in uw vijver brengt, wat dan weer goed is voor de waterkwaliteit. Het geluid van water is in de zomer ook erg rustgevend.



Waterplanten is een verzamelnaam voor alle planten die het best in of dichtbij water gedijen. Ze zijn niet alleen mooi, maar ook biologisch waardevol. Waterplanten helpen het water helder te houden. De planten nemen om te groeien en te bloeien namelijk voedingsstoffen op uit het water. Geef uw vijverbeplanting daarom een goede start.

Waterplanten zijn het grootste deel van het jaar te koop, met uitzondering voor de wintermaanden.

Wij maken een indeling van de waterplanten al naargelang de benodigde waterdiepte. Sommige planten groeien met hun wortels in de waterbodem en andere drijven dan weer vrij op het wateroppervlak. De wortelende soorten worden best in speciale plantmanden met vijvergrond geplant, die dan voorzichtig in de vijver worden neergelaten. Eventuele explosieve groei wordt op die manier geremd. Vat de indeling echter niet te strikt op, want waterplanten kennen tal van overgangsvormen. In diep water leeft de krabbescheer (Stratiotes aloides) ondergedoken en wortelend in de bodem. In ondiep water drijven de planten. Vooral moeras- en oeverplanten passen zich goed aan de waterdiepte aan.



Planten:

Voor het planten hebben we nodig: waterplantmanden, vijvergrond, en eventueel jutte en grind. De basis van vijvergrond is klei waaraan een langzaam werkende meststof is toegevoegd. De voedingsstoffen komen over een periode van 5 à 6 maanden vrij. Bij het planten worden soms de manden bekleed met jutte om uitspoeling te voorkomen. Krantenpapier kan hier ook voor gebruikt worden. De grond kan je eventueel afdekken met een laagje grind en dit om dezelfde reden van uitspoeling. Soms zitten de planten al in kant en klare manden ingeplant, we kunnen deze gewoon in de vijver plaatsen. Wanneer we de grond van de plantmanden voor het plaatsen kletsnat maken, kunnen we de manden makkelijker op de bodem zetten met een minimum van uitspoeling.

Tip: Laat een jonge waterlelie niet direct in diep water zakken, maar wen de plant in enkele weken aan telkens iets dieper water. Het vraagt voor een jonge plant veel energie om de bladeren naar de wateroppervlakte te laten groeien.



Onderhoud:

Eens zal een onderhoudsbeurt voor de vijver nodig zijn. Vaak is dat na een jaar of zeven. Veel hangt echter af van de afmeting en de diepte van de vijver en van de hoeveelheid waterplanten, die er in groeit. Is door overmatige plantengroei bijna geen water meer te bekennen, dan is ingrijpen wenselijk. De waterplanten worden met mand en al omhoog gehaald en kan u eventueel scheuren. Voorkom dat elk jaar in de herfst veel blad in de vijver valt, dit kan door tijdig een net boven het water te spannen dat de bladeren opvangt. Om een gezonde vijver te houden mogen de bladeren van de waterplanten, waaronder waterlelies niet meer dan 2/3 van het vijveroppervlak beslaan. Als tijdelijke maatregel kan waterlelieblad worden weggeknipt. Augustus of september is de beste periode voor vijveronderhoud. De planten en het biologisch evenwicht kunnen zich nog voor de winter herstellen.



Indeling waterplanten:

zoals vermeld op de foto’s



Zone 1 oeverplant

Zone 2 moerasplant

Zone 3 waterplant

Zone 4 zuurstofplant

Zone 5 drijfplant



Zone 1 Oeverplanten

Oeverplanten staan op het droge of in het water langs de kant. Eén en dezelfde plant kan dikwijls goed gedijen in het ondiepe water, als ergens op een droog plekje grond elders in de tuin.

Kruipende oeverplanten vormen een mooie geleidelijke en natuurlijke overgang van water naar land. Alleen kruipers die van nattigheid houden komen hier tot hun recht. Ze groeien op de oever of zoals sommige soorten in ondiep water. Ze laten zich goed combineren met hogere soorten op de oever zoals varens, siergrassen, etc.



Zone 2 Moerasplanten

Moerasplanten houden letterlijk het midden tussen waterplanten en oeverplanten. De waterstand mag wat wisselen, als ze maar van tijd tot tijd natte voeten hebben. Ze gedijen prima in de ‘wetlands’, dit zijn gebieden die doorgaans drassig zijn, waar het waterniveau zo hoog is als het omringende land. Veel van de moerasplanten hebben prachtig gekleurde bloemen en zeer mooie bladvormen.



Zone 3 Waterplanten

Dit zijn in aarde wortelende planten met drijvende bladeren en bloemen, ze worden steeds in plantmanden geplant. De bekendste soort is ongetwijfeld de waterlelie (Nymphea). De bloemen zijn schitterend en de mooie grote, bijna cirkelvormige bladeren bedekken het water en bieden vissen bescherming. Ze zorgen voor weldadige schaduw waardoor overdadige algengroei voorkomen wordt.

Tip: Kleine water- en moerasplanten die in ondiep water groeien, zijn in een waterdichte schaal, kuip of bak een sieraad voor het terras of balkon. Kies klein blijvende soorten die niet woekeren.



Zone 4 Zuurstofplanten

Dit zijn ondergedoken waterplanten. De zuurstofplanten zorgen bij goed daglicht voor zuurstofafgifte aan het water. Zij binden ook minerale zouten en verhinderen zo de groei van algen.

Zowel de zuurstof- als de waterplanten nemen in het groeiseizoen vrij veel voedingsstoffen op uit het water. Ze dragen bij tot het biologisch evenwicht en een goede waterkwaliteit.



Zone 5 Drijfplanten

Vrij ronddrijvende waterplanten zijn wel heel gemakkelijke vijverbewoners. De wortels hangen in het water en nemen daaruit voedingsstoffen op. Ze zijn belangrijk voor het biologisch evenwicht en de waterkwaliteit. Vermeerderen ze zich te sterk, dan gebruikt u een schepnet om een deel te verwijderen. Doe dit best in de herfst voordat ze afsterven. Hoe minder planten in de vijver verteren, hoe minder bagger er ontstaat. De inheemse soorten maken winterknoppen waarmee ze overwinteren. De niet winterharde soorten overleven de winter buiten niet.



Tip: Drijfplanten, vooral de (sub)tropische, zijn ideaal voor een minivijver! Ze zijn geschikt en ogen mooi in een schaal op de terrastafel.



Waar moet u op letten bij het uitkiezen van uw waterplanten en hoe ga je te werk?

De bijgeleverde foto’s bevatten voldoende informatie om uw keuze te vergemakkelijken.



Belangrijk is rekening te houden met de plantdiepte en hoogte van uw waterplanten.

Op de foto’s staat vermeld:

- bloeitijd

- bloemkleur

- plantdiepte! d.w.z. in welke zone u de waterplanten kan planten,

- bv. 0/-20 cm :van 0 is gelijk met, tot –20 cm onder het wateroppervlak

- hoogte: dit is de hoogte van de voet van de plant tot zijn uiterste hoogte

- bv. 60/80 cm :de plant wordt 60 tot 80 cm hoog

- standplaats: dit is de zone waarin de waterplant kan worden geplant

- bv zone 1 / 2 :kan in zone 1 of 2 geplant worden



Een opsomming van de waterplanten zou echter teveel plaats in beslag nemen. U kan beter een keuze maken uit ons assortiment waterplanten aan de hand van de foto’s met vermelding van de nodige info. Ons woordje uitleg geeft u alvast een basiskennis mee zodat u weet welke verschillende groepen waterplanten er zijn.



Bronvermelding: Waterplanten voor uw tuin PLANT PUBLICITY HOLLAND

Siergrassen & Bamboes

Siergrassen & Bamboes

Siergrassen en bamboes zijn de laatste jaren zeer in trek en worden meer en meer gebruikt bij de aanplanting van de tuin. Het is dan ook een zeer grote familie met verscheidenheid in bladkleuren, bloeiwijze, wintersilhouetten, enz.



Het voornaamste verschil tussen bamboes en siergrassen is dat de meeste grassen (bv. de Miscanthus soorten) bruin worden in de winter, en in het voorjaar teruggeknipt dienen te worden. Grassen zijn pollen, zij worden dikker maar woekeren niet.

De bamboes daarin tegen zijn groenblijvend en dus winter en zomer mooi.

Er zitten echter wel heel wat woekeraars onder de bamboes, zonder speciale voorzieningen kunnen die uw tuin zo inpalmen. Wij raden dan ook aan hier rekening mee te houden en eventueel rizomenbarrière in de grond te voorzien. Dit is een hardplastiek (High Density Polyethyleen) die een lange levensduur heeft en ondoordringbaar is voor de worteluitlopers (rizomen).

Een klein overzicht van de verschillende soorten moet u meer duidelijkheid geven bij de keuze van uw planten.




Siergrassen



groenblijvend



verwijder in het voorjaar de dode en lelijke bladeren

de belangrijkste groenblijvende grassen:

- Carex: of zegge, sterk en mooi siergrasje, kan goed schaduw verdragen

- Festuca: of zwenkgras, kleine bolvormige grassoorten

- Helictotrichon: of sierhaver, fijne grassoort

- Luzula: of grote veldbries, met mooie bloeiaren





niet groenblijvend



snoei in het voorjaar (eind februari) de grassen tot op 10 cm van de grond terug

de meest gekende niet groenblijvende grassen:

- Cortaderia: of pampasgras, mooi siergras met grote zilverwitte dikke bloempluimen, deze kan men laten indrogen (afdekken in de winter!)

- Miscanthus: dit is het bekendste en meest gebruikte geslacht binnen de grassen, ze worden ook wel prachtriet genoemd. Het gaat hier meestal om de hogere grassoorten. Sterk groeiend.

- Molinea: of pijpestrootje, siergras met mooie halmen

- Pennisetum: of lampepoetsersgras, zeer gekend omwille van zijn bruinrode borstelvormige lange bloempluimen, zeer decoratief



Bamboes

In bamboes zijn er veel verschillen, o.a. de hoogte (laag, middelhoog tot hoog), de groeiwijze (woekerend of niet), stengelkleur (groen, geel, zwart of gestreept), etc.

Bamboes worden in de tuin gebruikt als solitair, voor hagen en schermen, als vakbeplanting, bodembedekking of onderbegroeiing, of zelfs als potplant op het terras.

Zodenvormende bamboes vormen geen probleem voor uitbreiding en blijven mooi op hun plaats. Bamboes met kruipende rizomen (ondergrondse wortelstokken) moet men ofwel beperken in groei door gebruik te maken van rizomenbarriere, of anders aanplanten waar voldoende groeiruimte is.

Naarmate de planten ouder worden, komen er meer en meer dode stengels in het midden van de plant. Deze dienen verwijderd te worden, niet enkel om de sierwaarde te behouden maar ook om de uitgroei van nieuwe scheuten te bevorderen. Bamboes die na de winter last hebben van bladschade of beschadigde stengels kunnen ook best bij gesnoeid worden.

Bloei van bepaalde bamboes treedt cyclisch op (bv. om de 40 of om de 100 jaar). Bij de meeste bamboes is er echter geen voorspelbaar patroon. Ook de echte redenen zijn niet gekend. Soms, dit is echter niet altijd het geval, sterft de bamboe af na de bloei.

Bij de bamboesoort Fargesia was dit de afgelopen jaren het grote probleem. Inmiddels zijn er van deze soort nieuwe selecties gemaakt die de komende 60 tot 80 jaar niet tot bloei zullen komen. Andere soorten, zoals de Pseudosasa, Sasa, Phyllostachys en/of Pleioblastus soorten, hernemen na de bloei opnieuw hun gewone groei, zonder blijvende schade.



Een indeling van de meest gekende soorten:

- Phyllostachys groep: hoge bamboes, dikke bamboestokken, woekerend

- aurea: groengele stengels

- nigra: zwarte stengels



- Fargesia groep: middelhoog tot hoge bamboes, fijnere stengels, zodenvormend, niet woekerend

- murielae: groengele stengels

- nitida: donkere halmbladeren



- Pseudosasa: hoge bamboe met grote brede bladeren, dikke bamboestokken, woekerend



- Semiarundinaria: zeer hoge mooie bamboe, dikke bamboestokken, woekerend, zuilvorm, mooie solitair



- Pleioblastus: lage bodembedekkende bamboe, mooie vakvulling, woekerend

ROZEN

ROZEN

Planttijd:

Begin november tot eind april (behalve tijdens vorstperiodes)

Rozen in pot kan men echter het hele jaar door planten behalve tijdens vorstperiodes. Ook in de zomer bij zeer warm weer kan men beter niet planten.




Grondbewerking:

De grond diep (40cm) omspitten en er een flinke dosis plantcompost onder mengen.

Geen vers stalmest, want dit verbrandt de wortels (minstens 1 jaar composteren).

Plant nooit rozen op grond waar reeds jaren andere rozen hebben gestaan, tenzij de grond volledig vervangen wordt door nieuwe! (i.v.m. aaltjes)



Standplaats:

Rozen vragen een zonnige, luchtige standplaats.

Minstens zes zon -uren per dag is ideaal, voor een mooie bloei.



Planten:

Bij ontvangst snoeit men de takken van alle rozelaars, zelfs klim- en treurrozen in op ongeveer 35 cm. De langste wortels worden ook lichtjes ingekort. In het voorjaar geplante rozen eerst een tiental minuten in een bad water zetten. De veredelingsplaats (ent) moet nadat de planten goed aangedrukt zijn, met de voet nog net boven de grond staan. Bij droog en schraal weer (lente) de planten overvloedig gieten. Kan men bij ontvangst niet onmiddellijk planten, dan voorlopig inkuilen. De planten nooit onbedekt achterlaten in zon en wind!



Snoei:



Voor de winter:

Alle takken inkorten tot op een hoogte van 30 à 35 cm van de basis.



Voorjaar:

Alle takken inkorten tot op 10 à 20 cm boven de basis (2-3 ogen).

Stamrozen eveneens inkorten vanaf de ent (basis) tot op 10 à 20 cm (2-3 ogen).

Voor klim- en treurrozen volstaat het de volgende jaren de uitgebloeide takken op enkele ogen terug te snoeien.

Heesterrozen worden in gesnoeid zoals sierheesters, d.w.z. de oude takken wegnemen en de jonge scheuten inkorten op de helft.



Zomer:

Regelmatig de uitgebloeide bloemen wegknippen tot op het 2de blad. Hierdoor bekomt men een onafgebroken bloei.



Onderhoudszorgen:

Wilde scheuten moeten regelmatig verwijderd worden (snoeien!)



Winterbescherming:



Struikrozen:

In de late herfst 10 à 15 cm compost of verteerd stalmest aan de basis van de plant leggen of aanaarden.



Stam- en treurrozen:

Bij extreme koude temperaturen, kruintwijgen bijeen binden en omwikkelen met stro. Het geheel omhullen met een geperforeerde plastiekzak.



Parasieten:

De vijanden der rozelaars: bladluizen, aaltjes, bladvlekkenziekte, witziekte, enz.

Deze moet men tijdig bestrijden met de daarvoor bestemde producten. (bv. Rosabel van Edialux)

PLANTEN

STOP!
EERST DIT EVEN LEZEN VOOR U DOORGAAT.

Hoe verzorg ik mijn planten?

• Transport

Bomen, haagplanten, bosgoed, rozen en fruit (dit zijn naaktworteligen, m.a.w. zij zitten met hun wortels bloot in de grond), tijdens het transport goed inpakken zodat de wortels niet kunnen uitdrogen.
(bloot vervoeren = dode planten)!

• Grondbewerking

- voldoende groot plantgat maken.
- grond goed omspitten en een flinke dosis beplantingsaarde of plantcompost onder mengen. (= betere hergroei v. d. plant, meer overlevingskansen)
- geen vers stalmest gebruiken, dit verbrandt de wortels.
(minstens 1 jaar composteren)
- voor grote opp. de grond volledig omploegen, dit om storende lagen weg te werken. (niet frezen = niet diep genoeg!)
- grond moet goed doorlatend zijn (compost ondermengen)
als de planten te lang in het nat staan, rotten de wortels!
(slechte voorbereiding = dode planten)!

• Planten

- na ontvangst de naaktworteligen onmiddellijk planten, kan dit niet, dan voorlopig inkuilen.
- de plant nooit onbedekt achterlaten in zon en wind!
- het planten zelf moet zo diep, zoals ze gestaan hebben.
(ong. 5 cm boven de eerste wortels)
- planten in container zo diep planten zoals ze in container staan, 1 à 2 cm aanvullen.
- grond goed aandrukken en planten gieten.
- let wel op de standplaats: voorkeur voor zon of schaduw, droog of nat,... (te diep planten = dode planten)


• Onderhoud

- indien u boomschors wil gebruiken doet u er goed aan om boomschors van goede kwaliteit te nemen dit i.v.m. het rottingsproces. (wij raden bv. Franse boomschors aan)
- geen gehakselt hout gebruiken want dit gaat na verloop van tijd rotten,
en gaat zo met de nodige voedingsstoffen uit de grond lopen.
- een jaarlijkse bemesting is aan te raden, gebruik wel steeds organische meststoffen.
(chemische meststoffen=verbranding v.d. wortels)
- niet overdrijven met meststoffen, hoeveelheden staan op de verpakking.
- meststoffen strooien voor of tijdens een regenbui,
bij zonnig droog weer is er kans op verbranding
- meststoffen strooien in het voorjaar en de zomer. (om de 4 à 6 weken herhalen)
- regelmatig gieten bij droog weer!
1 keer te droog staan en dan alsnog overvloedig gieten = TE LAAT!!!

Opgepast! Ook in het voor- en najaar kan het met periodes erg droog zijn.
- niet enkel regelmatig maar ook voldoende gieten is belangrijk
lang genoeg op 1 plaats zodat ook de onderste wortels genoeg water krijgen.
- indien de planten te nat staan (slecht doorlatende grond, slechte grondbewerkingen) raden wij aan een drainage toe te passen dit om het rotten van de wortels te voorkomen.
- planten in pot beschermen bij strenge vorst (ingraven of vorstvrij wegzetten) pot kan bevriezen en dan vriezen de wortels door, met dode planten als gevolg.

Rekening houdend met deze tips,
wensen wij u alvast veel succes met de aanplanting van uw tuin.

LEIDEN VAN BOMEN

LEIDEN VAN BOMEN

Meest gebruikte leibomen:



- Tilia europaea ‘Pallida’ (leilinde)

- Platanus x acerifolia (plataan)

- en soms ook Carpinus betulus (haagbeuk)




Deze bomen hebben zeer soepele (plooibare) takken en laten zich daardoor gemakkelijk leiden.



Plantafstand:



Deze bomen worden best 3 à 5m uit elkaar gezet. Dit naargelang de afstand die beplant moet worden. In het midden tussen de bomen komt er telkens een paal te staan.

LET OP: Na de laatste boom komt er nog een paal op 1,5 à 2m.



Hierna wordt het latwerk (of spandraad) bevestigd aan de palen. De hoogte waarop je begint te leiden kies je zelf:



- 1,80m: Hierdoor belet je inkijk (vb. van de buren). Je kijkt eigenlijk op de kroon van de boom waardoor het zicht beperkt wordt.

- 2m à 2,20m: Je hebt nog doorkijk. Op deze manier zit je niet ingesloten. (minder privacy)





Het leiden van de takken gebeurt om de 50cm, deze worden aangebonden met binddraad. Je kan al naargelang (3), 4 of 5 niveaus maken.



Enkel de takken de je nodig hebt en die zich het dichtst bij het latwerk (draad) bevinden worden gebruikt om te leiden. Alle andere takken worden weggesnoeid.



Soms kan het zijn dat er op een bepaald niveau geen enkele tak voldoet om te leiden. Maak dan gewoon met een mes een slipje in het hout. Zo wordt de sapstroom onderbroken en stapelt de voeding zich plaatselijk op. Op deze manier wordt de aanmaak van knoppen (en takken) beïnvloed.



KONIJNVEILIGE PLANTEN

KONIJNVEILIGE PLANTEN

Vaste planten en heesters die niet door konijnen worden aangevreten.

Het is bekend dat konijnen het overgrote deel van de vaste planten en heesters graag eten. Er zijn echter soorten die ze in de meeste gevallen althans, wel laten staan.


Hier volgt een kleine opsomming:





Vaste planten:

• Aconitum

• Anchusa

• Digitalis

• Eryngium

• Hypericum calycinum

• Iris

• Nepeta

• Salvia nemorosa

• Saponaria officinalis

• Sedum acre

• Thymus serpyllum



Van de volgende soorten vaste planten wordt gezegd dat er goede resultaten mee bekomen kunnen worden, maar dit hangt echter sterk af van streek tot streek (of van konijn tot konijn).

• Alchemilla

• Aquilegia

• Bergenia

• Convallaria

• Euphorbia

• Geranium

• Hosta

• Lavandula

• Sedum



Heesters:

• Aesculus hippocastanum

• Aesculus x carnea

• Aesculus parviflora

• Alnus glutinosa

• Alnus incana

• Buxus

• Cornus alba

• Cornus florida

• Cornus mas

• Cornus kousa

• Daphne

• Fagus sylvatica

• Gaulteria

• Ilex

• Mahonia

• Prunus padus

• Rhododrendron

• Sambucus

• Taxus

• Vaccinium corymbosum

• Vaccinium vitis-idaea

• Yucca



Bollen:

• Narcissus



Bij dit alles moet u wel bedenken dat konijnen in tijden van schaarste

hun menu zonder aarzelen zullen uitbreiden. De hier genoemde soorten houden echter in vele omstandigheden moedig stand.

Hebt u echter nog andere planten in uw tuin staan, dan bieden bepaalde afweermiddelen, zoals bijvoorbeeld kokers van fijnmazig kippengaas die u in sommige tuincentra of speciaalzaken kan kopen, een goede oplossing.

KLIM-EN GEVELPLANTEN

KLIM-EN GEVELPLANTEN

Een tuin kan niet zonder verticale accenten. Klimplanten zijn daarvoor de ideale versierders, ter verfraaiing van een muur, prieel of pergola of om een lelijk hekwerk aan het oog te onttrekken.

Elke klimplant heeft wel iets aantrekkelijks, een rijke bloei, een mooi blad, opvallende bessen. Kortom in de meeste tuinen is er wel een plaatsje dat door een gepaste klimplant verfraaid kan worden. Bovendien zijn ze ook zeer geschikt voor kleine tuinen en zelfs voor geveltuintjes omdat ze zo weinig ruimte innemen in de grond.

Er is veel vraag naar groenblijvende klimplanten, maar het aanbod hiervan is echter vrij beperkt. Om u toch een kort overzicht te geven van ons assortiment volgt hier een indeling.




Groenblijvende klimplanten



Hedera hibernica

Ierse of grootbladige klimop, heeft een sterke groei en kan zowel als

bodembedekker en als klimplant fungeren. Klimop is één van de snelst groeiende klimmers en dus ideaal om zo vlug mogelijk een groene wand te creëren. Bovendien is klimop zelfhechtend en dus makkelijk in gebruik. Wanneer klimop tegen een draad wordt geplant is het wel aan te raden de klimopranken erdoor te weven, tegen een muur is een kleine hulp soms makkelijk, om het omwaaien van de klimopranken te voorkomen. Gemiddeld worden er 5 klimopplanten per lopende meter aangeplant.

Soms worden andere bloeiende klimplanten ertussen geplant om toch wat kleur te geven. Dit doet men best wanneer de klimop al een zekere hoogte zodat de andere klimplant er makkelijk (zonder andere klimhulp) tegenaan kan groeien.

Klimop kan zowel een zonnige als schaduwrijke standplaats verdragen.

Andere klimopsoorten kunnen ook dienst doen als klimplant, maar groeien minder snel als de gewone grootbladige klimop.

• Hedera helix: kleinbladige bosklimop

• Hedera helix ‘Goldheart’: met gele vlek in het midden

• Hedera colchica ‘Dentata Variegata’: ovaal blad met witte rand

• Hedera colchica ‘Sulphur Heart’: met onrgelmatige licht- tot groengele vlek middenin



Pyracantha = Vuurdoorn

Pyracantha wordt niet echt tot de klimplanten gerekend omdat het eigenlijk meer om een heester gaat die men voor een muur aanplant en niet ertegen. Wij hebben hier dus eigenlijk met een gevelplant te maken. Het voordeel aan een vuurdoorn is dat hij groenblijvend is, en een mooie sierwaarde heeft in de winter wanneer hij overladen is met talrijke bessen Ook de vogels houden zich graag schuil tussen de takken van deze heester. De vuurdoorn, is echter wel overladen met talrijke grote doornen.

• Pyracantha ‘Red Column’: met rode bessen

• Pyracantha ‘Orange Glow’: met oranje bessen

• Pyracantha ‘Soleil d’Or’: met gele bessen



Lonicera = Kamperfoelie

Sommige kamperfoelie soorten zijn halfgroenblijvend. Zij verlangen wel een klimhulp bestaande uit bv. een klimrek of draadstructuur. Voorkeur voor een zonnige standplaats, halfschaduw wordt soms ook verdragen.

• Lonicera henryi: smal donkergroen blad, geelwitte bloem, blauwzwarte bessen

• Lonicera japonica ‘Halliana’: sterkgeurende geelwitte bloemen

• Lonicera japonica ‘Hall’s Profilic’: zeer rijkbloeiend met welriekende geelwitte bloemen

Andere kamperfoelie soorten worden besproken onder de bladverliezende klimplanten.



Clematis armandii

De enige groenblijvende clematis met witte geurende bloemen in april - mei.

Vraagt wel enige winterbeschutting.

Andere clematis soorten worden besproken bij de bladverliezende klimplanten.



Bladverliezende klimplanten



Actinidia = kiwi

Snelgroeiende zeer decoratieve klimplant met eetbare eivormige vruchten.

Om de vruchten te bekomen is het nodig één mannelijke per 2 à 3 vrouwelijke planten samen te zetten. Sommige soorten zijn éénhuizig en dus zelfbestuivend. De vruchten van deze zelfbestuivers zijn wel kleiner dan bij de tweehuizige rassen.

Actinidia houdt van warmte en licht. Voor productie groeien kiwiplanten aan sterke ijzerdraden, waar de stengels zich omheen winden. Hun enorme groeikracht kan door snoei (in de vroege lente, later nog eens in de zomer) in toom gehouden worden.



Akebia quinata

Tijdens de bladontwikkeling in april begint Akebia quinata te bloeien. Het is een mooie slingerheester met purperbruine welriekende bloemen en een decoratief vijftallig blad. In een warme zomer kunnen grote opvallend groene en later lange purperblauwe vruchten ontstaan.

Als de groei te sterk is, kan na de bloei worden gesnoeid.



Aristolochia durior = Duitse pijp

Grote hartvormige bladeren, bloemen lijken op een Duitse pijp maar zitten verscholen achter het blad. Aristolochia heeft dan ook vooral sierwaarde als bladplant. De kleur is prachtig frisgroen en de bladeren groeien dakpansgewijs over elkaar.

Stelt weinig eisen aan de grond maar prefereert een lichte tot volledige schaduw.

Heeft klimhulp nodig.



Campsis = Trompetbloem, trompetklimmer

Mooie trompetvormige oranje-rode soms gele bloemen. Bloeit in augustus-september (nazomer) Door ze in de lente kort terug te snoeien krijgt men mooiere planten die niet gesteund moeten worden. Verlangt een zonnige beschutte plaats.



Celastrus = Boomwurger

De naam boomwurger klinkt niet zo aardig maar geeft wel weer hoe het met de groeikracht is gesteld. Als de windende takken eenmaal een boom te pakken hebben, krijgt de kroon het zwaar te verduren. Celastrus is een sterk groeiende slingerheester met kleine onopvallende groenwitte bloemen. Vruchten zijn oranjegeel getint welke zeer lang aan de plant blijven, zeer decoratief.



Clematis = Bosrank

Bekend geslacht met vele soorten en hybriden met een bijzonder mooie bloei.

Zij verlangen een voedzame goed doorlaatbare bodem. Zij gedijen in zon en halfschaduw, maar de voet van de plant moet beschermd worden tegen zonbestraling.

Dit kan men simpelweg oplossen door bv. een dakpan (of heester) voor de plant te plaatsen.

Het moment van eventuele snoei wordt bij Clematissen bepaald door de bloeitijd. Cultivars die in mei-juni bloeien worden na de bloei gesnoeid. Clematissen die in juli-augustus bloeien, kunnen in maart flink worden teruggeknipt.



• alpina: klokvormige violetblauwe bloem in april-mei

• montana ‘Grandiflora’: sterkgroeiend, witte bloemen in mei-juni

• montana var. rubens: zeer talrijke lilarose bloemen in mei

• montana ‘Tetrarosa’: talrijke donker lilarose bloemen in mei-juni

• tangutica: knikkend diepgele bloem in juni-september, grote zilverachtige zaadpluizen

• vitalba: (=bosrank), roomwitte welriekende bloemen in juli-september Grootbloemige cultivars:

• Hagley-Hybrid: diep satijnrose bloemen in juli-september

• Jackmanii: violetblauw in juli-augustus

• Lasurstern: diep purperblauwe grote bloemen in mei-juni en augustus-september

• Madame Le Coultre: zeer grote witte bloemen in juni en augustus-september

• Nelly Moser: wit-rose gestreept, grote bloemen in mei-juni en augustus-september

• Rouge Cardinal: rode bloemen in juni-september

• The President: diepviolette bloem in (mei) juni-augustus (oktober)

• Ville de Lyon: purperrode bloem met licht purperrode streep in juli- september

• Vuvyan Pennell: in het voorjaar (mei-juni) opvallend gevuld, in het najaar (augustus-september) enkele bloemen, violetblauw



Humulus lupulus = Hop

Sterkgroeiende klimplant, bovengronds gedeelte sterft jaarlijks af.

In de herfst overladen met talrijke geel-groene hopbellen.

Kan gedijen in zon of halfschaduw.



Hydrangea petiolaris = Klimhortensia

Ideale klimplant tegen een muur op de noordkant en op een schaduwrijke plek.

Hij kan flink groeien, maar is goed in toom te houden. Aan de oude takken vormen zich hechtwortels. Jonge planten moeten worden aangebonden.

Witte bloemschermen met grote steriele randbloemen in juni – juli.



Jasminum nudiflorum = Winterjasmijn

Sterke heester met gele bloemen in februari-april, en lange harde takken die tegen een muur of schutting geleid kunnen worden. Oude takken eventueel na de bloei uitdunnen.

Voorkeur voor een zonnige standplaats.



Lonicera = Kamperfoelie

Kamperfoelies zijn zeer geschikt als decoratieve begroeiing van muren gevels en priëlen. Ze hebben meestel heerlijk geurende bloemen en bloeien zeer lang. Ze verlangen een zonnige standplaats, maar verdragen ook halfschaduw. De groenblijvende soorten hebben we reeds besproken, daarom volgt nu een opsomming van de bladverliezende soorten.

• x brownii ‘Droppmore Scarlet: oranje-rode bloemen, bloeit zeér lang

• x heckrottii: sterk geurende violetkleurige bloemen met geel hart, purperrode vruchten

• x heckrorrii ‘Goldflame’: goudgeel tot oranjegele bloemen, buitenzijde purperkleurig, in juni-september

• periclymenum: boskamperfoelie, geelachtige bloemen van juni tot augustus

• periclymenum ‘Belgica’: buitenkant purperachtig, binnenzijde geelachtig

• periclymenum ‘Serotina’: violetrode met binnenin gele bloemen

• tellmanniana: gele bloemen



Parthenocissus = Wilde wingerd

De wilde wingerd is een zeer sterke klimplant uitermate geschikt om grote oppervlakten mee te begroeien. Met effectieve zuignapjes (hechtschijven) werkt de wingerd zich razendsnel omhoog. Ze zijn zeer geliefd omwille van hun prachtige rode herfstkleur. Ze houden van voldoende ruimte en groeien in elke grondsoort.

• quinquefolia: groot blad, geschikt om over daken of schuurtjes te groeien (steun)

• tricuspidata ‘Veitchii’: zelfhechtende wingerd met klein blad, prachtig rode kleur in de herfst

Wingerd wordt soms al eens foutief rode klimop genoemd.



Passiflora caerulea = Passiebloem

Krachtige snelle groeier met zeer mooie speciale bloemen tot 10 cm in juni-september.

Zij verlangen een zonnige warme standplaats, liefst tegen een muur op het zuiden en een goed doorlatende grond. Tijdens de groeiperiode is het wel belangrijk dat de plant goed nat gehouden wordt. De basis van de plant met stro of bladeren afdekken in de winter als bescherming tegen de strenge vorst.

Zeer decoratieve klimplant.



Fallopia aubertii (Polygonum) = Bruidssluier

Zeer sterkgroeiende klimplant met in de herfst een massa witte bloemtrossen.

Een hoogte van 12m wordt moeiteloos gehaald en is vandaar geliefd bij begroeiing van appartementen en dakterrassen. In andere gevallen is het aan te raden de plant sterk in te tomen.

Bruidsluiers hebben voorkeur voor een zonnige standplaats, maar halfschaduw wordt verdragen. Ze stellen geen specifieke eisen aan de grond, hoewel op droge plaatsen het blad voortijdig kan vergelen.



Rozelaars = Klimrozen

Klimrozen worden dikwijls langs een pergola of prieel geleid omwille van hun weelderige bloei en heerlijke geur. Ze verlangen een zonnige standplaats met een minimum van zes zon-uren per dag.



Vitis = Wijnstok

Druiven verlangen een zonnige standplaats, voedzame grond en voldoende ruimte.



• coignetaie: hoog groeiende sierdruivelaar met een zeer mooi blad dat in de herfst purperrood verkleurd.



• Vroege van der Laan: eetbare witte druif

• Boskoop Glory: eetbare blauwe druif



Wisteria = Blauwe regen

Sterk groeiende klimplant die men in maart moet terugsnoeien door de lange scheuten te verwijderen. In de groeiperiode zoeken de stengels overal houvast . Zorg voor sterke gegalvaniseerde draden om de scheuten goed te leiden. De bloei is vanaf half mei, maar laat de eerste jaren soms wel een beetje op zich wachten.

• sinensis: hoge klimplant met lila blauwe bloemen in trossen voor de bladontwikkeling, links windend (tegen de zon in)

• sinensis ‘Alba’: met witte bloemtrossen

• floribunda: latere bloei, blauwviolette kleinere bloemen, rechtswindend

• floribunda ‘Alba’: lange witte bloemtrossen, rechtswindend (met de zon mee)

• floribunda ‘Rosea’: met rose bloemen, rechtswindend



Planttips !

Bij de aanplanting van klimplanten is het belangrijk (net zoals bij andere planten) om de juiste grondvoorbereidingen te maken, d.w.z. een voldoende groot plantgat met toevoeging van plantcompost dat men ondermengt met de eigen grond.

Voor de meeste klimplanten wordt een plantafstand van 1 per lopende meter gehanteerd. Bij klimop wordt een gemiddelde genomen van 5 per lopende meter.



HAAGPLANTEN

HAAGPLANTEN

Hagen worden veel aangeplant en dikwijls om verschillende redenen. Als afscheiding, windscherm, om iets aan het zicht te onttrekken, om vakken te omranden, als architecturale blikvanger of juist als achtergrond, enz.

Afhankelijk van het nut van de haag, kan men de juiste haagplanten kiezen. Een belangrijke keuze is waarschijnlijk, het al of niet groen blijven van de haag in de winter.



Indeling van de haagplanten:

• groenblijvende haagplanten

-loofhoutgewassen

-coniferen

• bladverliezende haagplanten

• windsingels

• randen / vakken




Planttijd:

Haagplanten worden zelden in container verkocht, maar zitten meestal met hun wortels bloot in de grond. Zwaardere planten zoals coniferen of lauriersoorten hebben een kluit. Hierdoor moet men aanplanten wanneer de planten in rust zijn, d.w.z. van begin november tot half april (behalve tijdens vorstperioden).



Grondbewerking:

sleuf maken, voldoende diep en breed

grond ongeveer 50 cm omspitten bij planten met losse wortel,

bij kluitplanten anderhalf maal de breedte en hoogte van de kluitplant

compost toevoegen en mengen met de aanwezige grond.



Planten:

Na ontvangst van de planten onmiddellijk planten. Kan dit niet, dan voorlopig inkuilen.

De plant nooit onbedekt achterlaten in zon en wind. Ook tijdens het transport de planten goed inpakken zodat de wortels niet kunnen uitdrogen.

Het planten zelf moet zo diep, zoals ze gestaan hebben (ongeveer 5 cm boven de eerste wortels). De grond goed aandrukken en de planten aangieten.

Bij droog en schraal weder ook overvloedig gieten.

Deze planttips zijn noodzakelijk bij de planten met losse wortel. Bij kluitplanten is het ook aan te raden zo snel mogelijk te planten, doch zij kunnen echter meer verdragen omdat de wortels beter beschermd zijn.



Onderhoud of snoei:

Met het vormen van een haag moet men in een vroeg stadium beginnen. Het is niet mogelijk oude, volwassen planten te veranderen in een goed verzorgde ondoordringbare haag. Jaarlijks moet men de haagplanten zijdelings snoeien. Eenmaal de haag de gewenste hoogte heeft, mag men de haag ook bovenaan snoeien (= toppen). Vanaf dan snoeit men jaarlijks de zijkanten en de bovenkant bij. De kanten van de haag moeten van boven naar beneden uitlopen, zodat het zonlicht ook de lagere takken bereikt. Het is niet raadzaam om rechte kanten te hebben of kanten die naar de basis toe naar binnen lopen (kale uitgegroeide loten is het resultaat van te weinig zonlicht). Opgelet: niet overdrijven met te schuin gesnoeide kanten! (niet mooi)



Bespreking van de verschillende haagplanten:



1.Groenblijvende haagplanten:



Loofhoutgewassen:



Buxus sempervirens:

(= palm)

- kleine smalle elliptische bladeren

- sinds de oudheid in cultuur als lage haag en zeer geliefd als snoeivorm (topiary)

- vanwege trage groei, zeer geschikt om vakken (esthetisch) mee af te randen

- lage haag, meestal rond de 50 cm hoog

- jaarlijks snoeien in de zomer

(geheugensteuntje: in de maanden zonder de letter R: mei/juni/juli/augustus)

- plantafstand: 7 à 8 planten per lopende meter



Ligustrum ovalifolium:

(= liguster)

- half wintergroene opgaande struik, 3m

- kleine groene smalle eironde bladeren

-snelgroeiende sterke plant

- verdraagt armzalige omstandigheden en gedijt op de meeste gronden

- zeer geschikt als halfhoge tot hoge haag, mits jaarlijkse snoei

- snoeien in de zomer

- plantafstand: 5 planten per lopende meter



Prunus laurocerasus ‘Rotundifolia’:

(= gewone laurier)

- breed opgaande forse struik, 3 à 4m hoog

- glanzend lichtgroene breed elliptische bladeren

- zeer sterk groeiend

- uiterst geschikt voor brede hoge hagen

- jaarlijks lichte snoei midden in de zomer

- plantafstand: 75 cm uit elkaar



Prunus laurocerasus ‘Caucasica’:

(laurier)

- opgaande brede struik, 3m

- lange smalle elliptisch glanzend donkergroene bladeren

- geschikt voor hoge hagen

- jaarlijks lichte snoei in de zomer

- plantafstand: om de 75 cm



Prunus laurocerasus ‘Herbergii’:

(laurier)

- opgaande dichte struik, 1.75m

- smalle toegespitste dof donkergroene bladeren

- rijkbloeiend met witte bloemen

- geschikt voor halfhoge tot hoge hagen

- lichte snoei in de zomer

- plantafstand: om de 75 cm



Ilex aquifolium ‘J.C.Van Tol’:

(= hulst)

- breeduitgroeiende opgaande struik

- doornloze donkergroen glanzende bladeren die weinig getand zijn

- zeer rijkdragende hulst met oranje-rode besssen

- laat zich zeer goed snoeien (zomer)

- geschikt als hoge brede haag

- plantafstand: 2 planten op een lopende meter



Coniferen:



Taxus baccata:

- traaggroeiende struik, kan echter zeer oud worden

- in de oudheid reeds in gebruik als hoge haag

- voornamelijk gebruikt als haagplant, ook zeer geliefd als snoeivorm (topiary)

- zeer decoratieve waarde en een tijdloze charme (kan zowel bij klassieke als bij

moderne tuinen worden aangeplant)

- jaarlijkse snoeibeurt in de zomer

- kan als lage of hoge haag gebruikt worden (mits een beetje geduld)

- plantafstand: 2 à 5 planten per lopende meter, afhankelijk van de maat, de te

bekomen hoogte, en uw geduld ( hoe hoger de haag hoe minder planten op een lopende meter)

- opgelet: Taxus baccata is giftig!



Cupressocyparis x leylandii:

- sterk groeiende piramidale groene cypres

- ideaal als hoge haag of sterk windscherm dankzij zijn snelle groei

- groeit echter zeer snel in hoogte maar ook in breedte

- verdraagt sterke snoei, maar blijft toch een hoge brede haag

- snoei in de zomer

- plantafstand: kluitplanten om de 75 cm

potplanten (doorgaans kleine maten) om de 50 cm



Cupressocyparis x leylandii ‘Castlewen Gold’:

- groeit iets trager als C. leylandii

- heeft geel loof

- snoei in de zomer

- plantafstand: kluitplanten om de 75 cm

potplanten (doorgaans kleine maten) om de 50 cm



Thuja plicata ‘Atrovirens’:

- sterk groeiende conifeer

- glanzend donkergroen loof

- smallere pyramidale groei

- snoei in de zomer

- geschikt als smalle hoge haag

- plantafstand: om de 50 cm (zeker niet verder!)



Thuja plicata ‘Martin’:

- sterk groeiende conifeer

- glanzend donkergroen loof

- groeit iets breder uit dan Th. Atrovirens

- snoei in de zomer

- plantafstand: om de 50 à 60 cm



Chamaecyparis lawsoniana ‘Columnaris’

- smal zuilvormige groeiwijze

- prachtig blauw loof

- snelle groeier doch verschilt in groeiwijze van de andere coniferen

planten groeien niet in elkaar, de haag wordt gevormd door verschillende haagplanten als individuen, kolommen (‘Columnaris’) naast elkaar te zetten. Niet ondoordringbaar!

- snoei in de zomer

- plantafstand: om de 50 cm



Chamaecyparis lawsoniana ‘Stardust’:

- dichte breed kegelvormige plant

- zwavelgele kleur, ook binnen in de plant

- snoei in de zomer

- plantafstand: om de 50 cm



2.Bladverliezende haagplanten



Fagus sylvatica:

(= groene beuk)

- zeer goede haagplant

- breed elliptisch frisgroen dun blad

- blad blijft in de winter bruin verdord aan de plant hangen

- goed windscherm dankzij sterk wortelgestel

- makkelijk te snoeien (zomer)

- halfhoge (min 80 cm) tot hoge haag

- plantafstand: 5 planten per lopende meter



Fagus sylvatica ‘Purpurea’:

(= rode beuk)

- idem als F. sylvatica

- doch met donker bruinrood blad



Carpinus betulus:

(= haagbeuk)

- zeer goede haagplant

- langwerpig eirond frisgroen blad, dubbel gezaagde rand

- volledig bladverliezend ! (blad blijft niet aan de plant hangen)

- gedijt op bijna alle grondsoorten maar best op een goed doorlatende bodem

- weinig last van ziekten

- makkelijk te snoeien (zomer)

- halfhoge (min 80 cm) tot hoge haag

- plantafstand: 5 planten per lopende meter



Acer campestre:

(= veldesdoorn, spaanse aak)

- middelgrote struik

- kleine groen 3 tot 5 lobbig blad

- minder gekende doch waardevolle haagplant (zeer geschikt voor landschappelijke inpassing)

- verdraagt goed wind

- door oppervlakkig wortelgestel, voorkoming van erosie

- snoei in de zomer

- plantafstand: 4 planten per lopende meter



Berberis thunberghii:

- veel gebruikte haagplant voor ondoordringbare hagen (doornen!)

- kleine eironde groene blaadjes

- geschikt voor de meeste gronden, echter niet te nat

- snoei in de zomer

- plantafstand: 4 planten per lopende meter



(Berberis thunberghii ‘Atropurpurea’: met donkerrode blaadjes)



Crataegus monogyna:

(= éénstijlige meidoorn)

- geschikt als hoge haagplant, ondoordringbaar (doornen!)

- diep gelobd groen blad

- witte bloemen en rode vruchten

- groeit op bijna elke grond

- plantafstand: 4 planten per lopende meter



3. Windsingels

Bij grote tuinen zijn heel hoge hagen (4 à 12m) functioneel als windvang, ze worden windsingels genoemd. In de polders en aan de kuststreek zijn ze onmisbaar.

Dikwijls worden verschillende planten gecombineerd, bv. Populus (populier) en Alnus (els) met een onderbegroeiing van allerlei struiken, Amelanchier (krenteboompje), Euonymus (kardinaalshoed), Symphoricarpos (sneeuwbes), Viburnum opulus (gelderse roos) e.a.

Ze zijn niet enkel functioneel, maar deze gemengde hagen geven in grote tuinen dikwijls een goede aansluiting op het omringende landschap. Een dergelijke haag is een lusthof voor vogels.

De verschillende soorten vragen een plantafstand van 50 cm of meer en kunnen het beste in een dubbele rij worden geplant.

Deze hagen kunt u geheel of gedeeltelijk snoeien (indien nodig), bij voorkeur niet te strak, maar in vloeiende lijnen.

Een paar groenblijvende soorten zoals Ilex (hulst) of Prunus (laurierkers) geven zo’n haag ook ‘s winters wat ‘karakter’.



4. Randen / Vakken

Bloeiende heestertjes zoals Spiraea (3pl/lm), en halfheestertjes zoals lavendel (4 à 5 pl/lm) zijn geschikt als lage haag. Tot een hoogte van ongeveer 40 cm spreken we niet van hagen maar van randen. Randen hebben voornamelijk een sierfunctie. Verschillende vaste planten komen hiervoor in aanmerking.

Sommige planten zijn noemen we vakvulling i.p.v. haagjes, bv. Lonicera nitida ‘Maigrun’.

Deze planten groeien eerder breed dan hoog. Het is best deze aan te planten in driehoeksverband, vandaar vakvulling.

Er zijn meerdere planten die hiervoor in aanmerking komen, maar gezien deze niet tot de haagplanten behoren, wijden we daar nu niet over uit.



Hopend dat dit een hulpmiddel is geweest bij de keuze van uw haagplanten, wensen wij u verder veel succes met de aanplanting van uw tuin.



FRUITBOMEN

Fruitbomen

1 algemene informatie

Deze folder bevat ons assortiment fruitbomen. Buiten een korte beschrijving vindt u ook nuttige tips in verband met het aanplanten en onderhoud van uw fruittuin.

Fruitbomen worden niet enkel ingedeeld naargelang de vruchten, (appel, peer, pruim,...) maar ook naargelang de hoogte.


Wat is belangrijk om weten?

Er is keuze uit 3 groepen: laagstam, halfstam en hoogstam. We zetten de voor- en nadelen even voor u op een rijtje.



• Laagstam (of struik)

• hebben een stamlengte van ongeveer 50 cm

• geschikt voor de kleine tuin

• zeer makkelijke oogst

• kindvriendelijk



MAAR

- men kan er niet onderdoor

- oppassen met insnoeien



• Halfstam

• hebben een stamlenge van ongeveer 1.50 m

• meest gebruikte groep van fruitbomen

• makkelijk in onderhoud (snoei)

• zeer makkelijk te oogsten

• men kan er nog onderdoor indien nodig



• Hoogstam

• hebben een stamlengte van ongeveer 2 m

• ogen mooi in het landschap en de boomgaard

• men kan er makkelijk onderdoor (ook met de auto, machines,...)

• men kan er vee onder laten grazen



MAAR

-onderhoud en oogst verlopen iets moeilijker, het gebruik van een ladder is noodzakelijk



2 Het aanplanten van fruitbomen.



• Planttijd

Fruitbomen worden aangeplant wanneer deze planten in rust zijn, d.w.z. van half november tot einde maart. Ook in de winter, bij vorstvrij weer kan er geplant worden.



• Grondbewerking

Het is aan te raden voldoende voorbereidingen te nemen vooraleer men gaat planten. De planten mag men nooit onbedekt in zon of wind laten liggen om uitdrogen te voorkomen. Zijn de wortels toch redelijk droog, dompel ze dan eerst in water of besproei ze even alvorens te planten. Indien men niet onmiddellijk na ontvangst kan planten, dan moet men de planten voorlopig inkuilen.

Het plantgat moet voldoende groot zijn d.w.z. 50 bij 50 cm groot en ook 50 cm diep. Het is aan te raden plantcompost in het plantgat te vermengen met de eigen grond. Dit zorgt voor een actieve en gezonde bodem wat de groei dan weer bevordert.

Bij het aanplanten zelf moet men er rekening mee houden de planten zo diep te zetten als dat ze gestaan hebben (ong. 5 cm boven de eerste wortels).



• Bemesting

Wanneer bij het planten de nodige compost al voorzien is, is dit alvast een goed begin. Goede grond (met plantcompost) voorkomt veelvuldig bemesten. Een laagje plantcompost rond de boom leggen, vooral tijdens de zomer, is zeer goed en bevordert de groei. Meststoffen kunnen in het voor- en of het najaar gestrooid worden. Wees wel zuinig met scheikundige meststoffen, bij overmatig gebruik verzieken ze de bodem en verminderen het afweersysteem van de planten. Wij raden echter organische meststoffen aan, zij zijn minder agressief en beter in gebruik.



• Ziekten

Ziektebestandige soorten kiezen kan u al heel wat ellende besparen. Laat onze tabel hierbij een hulp zijn.

Toch is dit niet de garantie voor een probleemloze boomgaard.

Voor het bestrijden van ziekten en plagen is het best uw bestrijdingsmiddelenleverancier te raadplegen.



3 Soorten fruit



APPEL

De appel behoort tot het omvangrijke planten geslacht Malus. De bomen zijn geschikt voor alle gronden op voorwaarde dat de grond voldoende voedsel en geen storende lagen bevatten. De grondwaterstand moet constant en niet te hoog zijn. De groei beheerst men door het insnoeien. Bij de vormsnoei zijn de hoofdtakken belangrijk. De onderhoudssnoei wordt jaarlijks toegepast. Oude takken worden geruimd om plaats te maken voor jonge takken, waterloten worden verwijderd evenals zwakke en kromgroeiende twijgen. Verjongingssnoei is het wegnemen van oude takken waardoor de groei weer gestimuleerd kan worden. Het snoeien wordt best uitgevoerd in de winter bij vorstvrij weer.



PEER

De peer behoort tot het geslacht Pyrus. Perenbomen stellen weinig eisen aan de grond, voldoende voedsel bevordert de groei en bloei sterk. Perenbomen nemen niet veel ruimte in en zijn gemakkelijk te vormen. Als leivorm plant men ze best ongeveer 1.50 m uit elkaar. De groei wordt zoals bij de appel beheerst door het insnoeien. Dit gebeurt ook best in de winter bij vorstvrij weer.



PRUIM

De pruimenrassen behoren tot het geslacht Prunus domestica. Ze stellen weinig eisen aan de grond en de standplaats. Pruimenbomen kan men best na de oogst of als de bomen in het voorjaar gaan uitlopen snoeien. Hierdoor zal de snoeiwond snel vergroeien. Elk jaar dunne takken wegsnoeien is beter dan bij oude bomen grote takken weg te snoeien en zodoende grote wonden te maken. Sommige pruimenbomen zijn zelfbestuivend en daardoor zeer geschikt als solitair in kleine tuinen. Andere soorten geven juist de voorkeur om met meerdere bij elkaar te staan voor een goede vruchtopbrengst. Voor meer informatie verwijs ik u naar onze tabellen.



KERS

De kers behoort tot het geslacht Prunus. Kersenbomen stellen weinig eisen aan de grond. Hij groeit meestal goed en gezond. Of de boom het naar zijn zin heeft kan men zien aan de stam. Deze behoort glad te zijn. Is hij knoestig, dan mankeert er iets aan de grond, de waterhuishouding of aan de bemesting. Kersen snoeit men best in de zomer na de oogst. Tijdig snoeien voorkomt dat men later dikke takken moet verwijderen, waardoor grote wonden ontstaan. Een te dichte kroon moet echter worden uitgedund ook als het al oudere takken zijn. Daarom is het beter bij het opkweken jonge takken die te veel zijn geheel weg te snoeien. Andere takken krijgen hierdoor voldoende ruimte om uit te groeien.



KRIEK

De kriek is nauw verwant aan de kers en behoort ook tot het geslacht Prunus. Krieken stellen weinig eisen aan de grond en zijn zelfbestuivend. Krieken, ook zure kersen genoemd, worden vooral gekweekt voor de inmaak. Het snoeien gebeurt op dezelfde manier als bij de kersen.



PERZIK

De perzik behoort tot het grote geslacht Prunus. De verschillende fruitsoorten van het geslacht prunus hebben gemeen dat ze steenvruchten dragen. Bij de perzik is deze steenvrucht groot en gegroefd. Ons klimaat is niet bepaald gunstig voor de teelt van perziken doordat de bomen vroeg in het voorjaar (maart) bloeien. De kans is daardoor ook groot dat de bloesem (het vruchtbeginsel) van vorst te lijden krijgt. Daarom is het belangrijk de perzikboom op een beschutte plaats te zetten (bv. voor een muur op het zuiden). Op een zonnige plaats en een kalkrijke grond groeit de boom zeer goed. Een beetje kalk in de plantput mengen is aan te raden. De perzikboom best snoeien direct na de oogst. Snoeien bestaat uit het wegnemen van dorre takken. Wanneer de boom overvloedig beladen is met vruchten, is het aangeraden goed te dunnen. De boom zal er goed bij varen. De grootte van de vruchten en de smaak wordt erdoor bevorderd. De perzikboom is zelfbestuivend.



NECTARINE

Een nectarine is eigenlijk een perzik met een gladde schil. De eisen wat betreft grond zijn dan ook dezelfde als bij de perzik. Een kalkrijke grond en een zonnige standplaats genieten de voorkeur. Het is aan te raden kalk in de plantput te mengen om een beter resultaat te bekomen. Nectarines zijn zelfbestuivend.



AMANDEL

De amandel (Prunus dulcis) kan als vrijstaande boom geplant worden. Hij doet het goed op een zonnige warme plaats, bij voorkeur een doorlatende kalkrijke grond. De snoei is na de oogst. De zoet smakende vruchten kan men drogen op een koele plaats en bewaren. Pluk de vruchten wanneer deze rijp zijn, ze zijn dan zeer aromatisch.



ABRIKOOS

De abrikoos is een kleine boom of struik en behoort eveneens tot het geslacht Prunus. Omdat de boom zeer gevoelig is aan nachtvorst, is de teelt nooit echt belangrijk geworden. Plant men ze op een zeer zonnige en goed beschutte plaats, tegen een muur en liefst op een kalkrijke grond, kan men wel goede resultaten behalen. De abrikoos levert zeer sappige vruchten, mits men de oogst wacht tot ze geheel rijp zijn. In warme streken is de abrikoos een belangrijk exportartikel. Ze worden veelal gedroogd en geconserveerd. De abrikoos is zelfbestuivend.



DRUIF

De druif, ook door sommigen gekend als Vitis, stelt weinig eisen aan de grond mits men de nodige plantcompost in de plantput mengt. Soms steekt men ook al eens stenen bij in de plantput omdat deze de warmte beter opnemen en ze ‘s nachts weer kunnen afgeven. Druiven groeien best op een zonnige beschutte plaats tegen een muur of aan een draad of paal. Ze gedijen ook heel goed in de serre of veranda. Het snoeien van druiven is iets moeilijker. De hoofdstam laat men de eerste jaren bijgroeien met 40 à 80 cm per jaar. De overige takken snoeit men weg. Dit doet men tot men de gewenste hoogte bereikt heeft. Jaarlijks de zijtakken in de winterperiode insnoeien tot op 2 ogen. Op de ranken die dan uitgroeien komen de vruchten. De vruchtdragende scheuten worden elke zomer getopt zodat bladeren en vruchten elkaar niet bedekken, na de druiventros 2 bladeren laten staan, de rest weg nemen. Al in het tweede jaar kan men vruchten verwachten. Om grote druiven te krijgen moeten de trossen gedund worden. Knip wanneer de druiven zo groot zijn als een erwt, ongeveer de helft weg. Houd daarbij de vorm van de tros een beetje in de gaten. De overgebleven druiven groeien nu des te beter.



BESSEN

• STEKELBES (of KRUISBES)

De stekelbes (ook knoesel genoemd) stelt weinig eisen aan grond en standplaats, wel hebben ze een lichte voorkeur voor vochtige grond. Half schaduw wordt goed verdragen. De bessen komen aan het éénjarig hout en zijn rijp vanaf einde juni. Het snoeien bestaat uit uitdunnen en insnoeien. Fel afhangende takken wegsnoeien, de sterkste laten staan. Plantafstand bedraagt 1 tot 1.50m.

• TROSBES OF AALBES

De 3 aalbessoorten, rode, witte en zwarte, stammen allen af van het geslacht Ribes. Ze behoren tot het zogenaamde kleinfruit en kunnen op alle gronden worden gekweekt als de bodem maar niet te droog is. Plantcompost in de plantput mengen is wel aan te raden. De plantafstand van de rode en witte bessen bedraagt ongeveer 1 à 1.50 m. Bij de zwarte bessen is deze plantafstand groter, 1.50 tot 2m omdat het brede struiken worden. De takken van de struik moet men insnoeien en uitdunnen zodat ook het hart van de struik voldoende licht krijgt. Zwarte bessen snoeit men drastisch terug na het planten zodat krachtige nieuwe scheuten tot ontwikkeling komen. Dan is snoeien niet meer nodig totdat de plant vrucht gedragen heeft. Na de vruchtdracht jaarlijks uitdunnen en insnoeien. Bij rode en witte bessen snoeit men de takken tot op de helft terug en zijscheuten tot 2,5 cm. Zomersnoei is goed om het jonge hout te doen rijpen. Tenslotte nog even een woordje uitleg over de smaak van de bessen. Rode bessen hebben een zoetzure smaak. Witten bessen zijn iets zoeter. Zwarte bessen (ook cassis genoemd)hebben een zeer speciale smaak alsook aroma, ze worden meestal gebruikt voor confituur en sap. De takken en bladeren van de struik zijn bij het wrijven fel riekend.

• BRAAMBES

Braambes of Rubus stelt ook weinig eisen aan de grond en standplaats. Plantcompost in de plantput mengen bevordert echter de groei. Men moet bramen meestal wel leiden, de takken kunnen meterslang worden. De snoei beperkt zich tot het wegnemen van zwaar oud hout in het voorjaar. Doordat ze op tweejarig hout dragen, moet men geen grondscheuten of éénjarig hout wegnemen tenzij dit nodig zou zijn om te leiden of om de struik uit te dunnen. Braambessen zijn zelfbestuivend en zeer vruchtbaar.

• AMERIKAANSE BOSBES

De Amerikaanse bosbes (Vaccinium corymbosum) is een veredelde bosbes met grote zoete vruchten, rijp in juli - augustus. De bosbessen gedijen zeer goed in ons klimaat en zijn zeer vruchtbaar, mits ze aangeplant worden in vochtige zure grond. Turf mengen in het plantgat is aan te raden. Na het planten kan men eventueel de bodem afdekken met turf, bladgrond en dennennaalden, dit voorkomt uitdroging van de grond. In het voorjaar de oude afgedragen takken wegsnoeien is voldoende. Hiermee beperkt men zich tot verjongingssnoei.

• FRAMBOOS

De framboos (Rubus idaeus) vraagt een voedzame bodem die voldoende vochtig is. Lichte schaduw wordt verdragen. Het is aan te raden plantcompost in de plantput onder te mengen. Frambozen mag men dicht tegen elkaar planten 4 à 5 per lopende meter. Het eerste jaar dragen de scheuten niet. In het volgende jaar de uit de grond schietende scheuten wegknippen, dit kan tot begin mei. De scheuten die dan nog volgen laat men doorgroeien. De tweejarige scheuten dragen vrucht vanaf half juli. Na de oogst moet men ze tot tegen de grond wegknippen. In de winter mogen de planten getopt worden.



NOTEN

• HAZELNOOT

De hazelnoot (Corylus avellana) stelt geen speciale eisen aan de grond. Hij groeit op de meeste niet te droge gronden en kan zeer goed schaduw verdragen. Wanneer men meerdere soorten bij elkaar plant krijgt men een goede vruchtzetting. Hazelaar verdraagt snoei uitstekend, hoewel deze niet noodzakelijk is. De noten na droging koel bewaren.

• WALNOOT OF OKKERNOOT (Juglans regia)

Walnoten zijn prachtige vrij grote bomen. Bij het planten kan men best plantcompost in de plantput vermengen met de eigen grond. Veredelde notenbomen zijn duurder in aankoop, maar geven eerder en meer vruchten (bv Broadview of Buccaneer). Snoei is niet echt nodig, behalve wanneer er dode, zieke of elkaar kruisende takken tussen zitten. De walnoot gedijt best op voedselrijke grond en verlangt volle zon. Snoei zo min mogelijk, alleen ‘s zomers (ivm de sapstroom). De vruchten kan men oogsten wanneer de groene bolster barst, drogen en koel bewaren.

• KASTANJE (Castanea sativa)

De tamme kastanje is een snelgroeiende boom. In het najaar laat de boom prikkelige groene bolsters vallen waarin eetbare vruchten nml. de kastanjes zitten. De kastanjeboom heeft voorkeur voor een vochtige bodem en kan vrij veel schaduw verdragen, toch geniet een warme plek de voorkeur.



MOERBEI

De moerbei of Morus nigra zijn vooral geteeld voor de kweek van zijderupsen. Toch heeft zij verrukkelijk smakende vruchten die gelijken op grote braambessen. Ze hebben een fijne zoete smaak en worden veelal gebruikt om jam van te maken, maar kunnen ook zo gegeten worden. De boom vraagt een losse vochthoudende grond.



MISPEL

De mispel of Mespilus germanica is een niet veeleisende struik of kleine boom. De vruchten hebben een bijzondere smaak, die door sommige mensen wel, door andere niet op prijs wordt gesteld. De vruchten plukt men pas na enkele nachten met vorst. Daarna moeten ze in huis narijpen tot ze zacht zijn, niet rot! De vruchten zijn geschikt voor confituur, confijten en fruitwijn.



KWEEPEER

Kweepeer of Cydonia oblonga vormt een grote struik of kleine boom met peervormige vruchten. Rauw zijn de vruchten echter niet te eten, het vruchtvlees is heel hard en wrang van smaak. Na toevoeging van voldoende suiker is het vruchtvlees als jam, smaakmaker in bijvoorbeeld appelgebak, ijs en compot. De kwee gedijt op iedere niet te droge grond. Snoei verdraagt hij uitstekend, hoewel die niet noodzakelijk is. Het verwijderen van oud hout is echter wel belangrijk.



KIWI

De kiwi of Actinidia chinensis is een klimplant die we soms wel eens aantreffen langs een pergola. Het is een decoratieve, snelgroeiende plant die bij ons toch wel een beetje vorstgevoelig is, een plekje op het zuiden is aan te raden. Voor het planten is het belangrijk de plantput voldoende ruim en diep te maken. Sterkgroeiende takken moet men in de zomer regelmatig insnoeien. Voor de bevruchting is het nodig een mannelijke en vrouwelijke plant bijeen te zetten. Tegenwoordig zijn er ook al zelfbestuivende planten in de handel. De vruchten zijn behaard, groenbruinachtig en bevatten zeer veel vitamine-C. Het is een lekkere vrucht met een friszoete smaak. De kiwi vraagt een voedzame vochthoudende grond.



VIJG

Vijgen (Ficus carica) groeien zeer goed en gezond op gewone tuingrond. De vijgenboom, die vaak alleen om zijn decoratieve waarde geplant wordt, verlangt wel een beschutte plaats tegen een warme muur. Men moet er rekening mee houden dat ze vorstgevoelig zijn en moeilijk rijpen in ons klimaat. Wanneer men een vijgenboom in de serre of veranda zet, kan men wel goede resultaten bekomen. De snoei is vrij eenvoudig, in het voorjaar worden de vruchttakken tot op één of twee knoppen teruggesnoeid. Ook al het hout dat in de winter schade heeft ondervonden evenals ongewenste scheuten moet men verwijderen. Uitdunnen is aan te bevelen.



AARDBEI

De aardbei (Fragaria ananassa) behoort als enigste fruitsoort tot de vaste planten. Alle andere soorten zijn struiken, bomen of klimplanten; de zogenaamde houtige gewassen. Aardbeien houden van lichte, vochthoudende en humusrijke grond. Ze kunnen zowel in volle grond geplant worden als in pot. Wie geen last van onkruid tussen de aardbeien wil hebben, legt voor het planten zwarte plasticfolie over de grond uit. Maak een klein gat op de plaats waar de aardbei wordt geplant. De plasticfolie zorgt er ook voor dat vocht en warmte behouden blijft. Stro tussen de aardbeien heeft hetzelfde effect. Wanneer de aardbeien in rijen worden geplant, is 60à70 cm tussen de rijen nodig. In de rij zelf is 35à40 cm voldoende.



BODEMBEDEKKENDE PLANTEN

BODEMBEDEKKENDE PLANTEN
Bodembedekkende planten zijn de laatste jaren erg in trek. Het zijn lage breed uitgroeiende, zodenvormende planten, soms wintergroen en sommige zelfs redelijk te belopen.
Ze vormen een groen tapijt, dat rust uitstraalt (zoals gazon), maar geen regelmatig onderhoud vraagt. Om deze redenen worden ze dan ook veelvuldig aangeplant. Het zijn graag geziene planten om bv. grote plantvakken (esthetisch) te laten begroeien, als onderbeplanting onder solitairen en heesters, om vuile hoekjes of boorden weg te werken, als aanplanting (praktisch) op moeilijk bereikbare plaatsen, als onderhoudsvriendelijke oplossing voor uw tuin, enz.
Belangrijk is planten te nemen waarvan het bladerdek en de wortels zeer dicht en krachtig groeien zodat ze geen andere planten (onkruiden) toelaten.


Planttijd:
Bodembedekkende planten zijn meestal vaste planten, of heesters die in container verkocht worden. Hierdoor kunnen zij het ganse jaar geplant worden (behalve tijdens vorstperiodes en in de zomer bij warm weer).

Grondbewerking:
Voor het planten de grond diep omspitten met toevoeging van plantcompost (potgrond voor beplantingen of vivimus).
Goed verteerd stalmest komt ook in aanmerking(Let wel: minstens 1 jaar composteren anders verbrandt dit de wortels).
De compost mengen met de bestaande grond.
Stenen en wortelonkruiden, distels enz. dienen zorgvuldig verwijderd te worden.

Planten:
Vooral bij het aanplanten in het voorjaar is het belangrijk de planten 5 à 10 min. te laten trekken in water. De pot voorzichtig van de potkluit los maken, dit kan best door hem omgekeerd een lichte klop te geven. De plantdiepte is de potdiepte! (hoogstens 1 vingerdikte grond aanvullen).
Na het planten goed aandrukken met de handen en gelijkmaken met schoffel of gritsel. Plant minimaal 0.5 tot 1 m² per soort.

Plantafstanden:
Dit is sterk afhankelijk van de plantensoort, en wordt daarom besproken per soort. (zie indeling)

Onderhoudszorgen:
lente:
Eventueel compost of meststoffen aanbrengen voor extra groei- en bloeikracht.
zomer:
Regelmatig de verwelkte bloemen verwijderen, hierdoor zal de bloei langer aanhouden en bepaalde soorten zullen zelfs een tweede bloei geven.
vb. Alchemilla, Geranium,...
Regelmatig controle op ziekten en insecten.
(tijdig bestrijden met de daarvoor bestemde bestrijdingsmiddelen is zeker
aangewezen)
herfst:
Bij niet groenblijvende planten kan men na de bloei de verwelkte bladeren en bloemen tot op enkele cm. van de grond afsnijden.

winter:
Een winterdek van stro en bladeren is aan te raden bij strenge vorst.

Indeling van de bodembedekkende planten:

groenblijvend:
vaste planten (niet-houtige gewassen, spreiden zich door worteluitlopers)
heesters (houtige gewassen, worden elk jaar voller en dikker)

niet-groenblijvend:
vaste planten (sterven jaarlijks helemaal af)
heesters (zijn bladverliezend, takkenstructuur blijft men zien)

Het aanbod aan bodembedekkers is enorm groot en is onmogelijk om volledig te bespreken, daarom volgt hier een overzicht van de meest courante soorten.

I. Groenblijvend:

A. Vaste planten (groenblijvend of semi-groenblijvend)

Hedera hibernica
(= Ierse of grootbladige klimop)
- bodembedekker voor zon / schaduw
- sterke groei
- één van de snelst groeiende bodembedekkers (mooi tapijt!)
- kan zowel als bodembedekker als klimplant fungeren, daarom rekening houden met het feit dat wanneer klimop als onderbeplanting wordt aangeplant deze ook in heesters kan klimmen
- groot groen blad, ook in de winter
- tip: zeer mooi wanneer men er bloembollen tussen plant (bv. narcissen)
- hoogte: 15 à 20 cm
- 5 planten /m²

Vinca minor
(= Maagdepalm)
- bodembedekker voor zon / schaduw
- sterke groei
- kleine eironde groene blaadjes, ook in de winter
- blauwe bloemen in april - juni
- hoogte: 25 cm
- 8 à 9 planten /m²

Vinca minor ‘Gertrude Jeckyll’
- klein blad
- witte bloemen in april - mei
- hoogte: 15 cm

Vinca minor ‘Variegata’
- geelbont klein blad
- blauwe bloemen
- hoogte: 25 cm

Vinca major
(= grootbladige maagdepalm)
- groot eirond groen blad
- blauwe bloemen in april - juni
- hoogte: 40 cm
- 7 à 8 planten /m²

Pachysandra terminalis
- uitstekende bodembedekker met onderaardse uitlopers (mooi tapijt!)
- mooi glanzend groen blad, ook in de winter!
- ideaal voor schaduw, verdraagt zon maar blad wordt lichter van kleur (geelgroen)
- kleine witte bloemen in april - mei
- hoogte: 20 cm
- 8 à 9 planten /m²

Asarum europaeum
(= mansoor)
- bodembedekker voor schaduw
- ideaal om kleine opp. te laten begroeien (tragere groei)
- grote groene glanzend lederachtige bladeren, ook in de winter
- hoogte: 15 cm
- 8 à 10 planten /m²

Sagina subulata
(= sterremos)
- zodenvormend plantje voor zon / halfschaduw
- geschikt als vervanging van graszoden (beloopbaar)
- ideaal om kleine opp. te laten begroeien
- kleine witte bloemen in juni - juli
- hoogte: 3 à 5 cm
- 10 à 12 planten /m²

Volgende soorten zijn semi-groenblijvende vaste planten die meestal wel hun dekbed behouden, maar die een rood-bruine winterkleur krijgen.

Tiarella cordifolia
(= Perzische muts)
- goede bodembedekker voor halfschaduw / schaduw (mooi tapijt)
- in de zomer frisgroen blad, in de winter roodbruin
- witte bloemen in april - mei
- hoogte: 20 cm
- 8 à 9 planten /m²

Waldsteinia ternata
- goede bodembedekker voor halfschaduw / schaduw (mooi tapijt)
- in de zomer groen blad, in de winter roodbruin
- gele bloemen in april en september
- hoogte: 15 cm
- 8 à 9 planten /m²

Acaena
(= Stekelnootje)
- bodembedekkend plantje voor zon / halfschaduw
- ideaal om kleine opp. te laten begroeien
- zeer kleine blaadjes
- hoogte: 5 à 10 cm
- 10 à 12 planten /m²
- variëteiten:

Acaena buchananii
- blauwgroen blad
- cremewitte bloem (stekelnootjes)

Acaena microphylla
- bruingroen blad
- roodbruine bloemhoofdjes

Acaena microphylla ‘Kupferteppich’
- roodbruin blad
- witte bloemhoofdjes, rode vruchtjes

Campanula portenschlagiana
(= klokje)
- bodembedekkend plantje voor zon / schaduw
- halfgroenblijvend
- zeer kleine blaadjes
- ideaal om kleine opp. te laten begroeien
- blauwe bloemen in juni - september
- hoogte: 10 à 15 cm
- 10 à 12 planten /m²

Campanula porscharskyana
idem (zie vorige)
- zachtviolette bloem
- blad iets groter

Hypericum calycinum
(= hertshooi)
- halfgroenblijvend bodembedekkend plantje voor zon / schaduw
- zeer geschikt als onderbeplanting (verdraagt diepe schaduw)
- bloeit met grote gele bloemen van juni tot september
- hoogte: 30 cm
- 7 à 8 planten /m²

Persicaria affine ‘Superba’
(= syn. Polygonum)
- bodembedekkende plant voor zon / halfschaduw
- halfwintergroen, blad kleurt bruin in de winter
- rose-rode bloemaren in juli - oktober
- hoogte: 25 cm
- 8 à 9 planten /m²

Tellima grandiflora
- bodembedekker voor diepe schaduw
- halfwintergroen, blad kleurt roodbruin in de winter
- groenachtig gele bloemen in mei - juni
- hoogte: 40 cm
- 8 à 9 planten / m²

B.Groenblijvende heesters

Lage groenblijvende breed uitgroeiende heesters worden ook wel eens bodembedekkers genoemd. Toch behoren deze planten meer tot de indeling vakvulling, ze hebben namelijk geen worteluitlopers.
Lavandula angustifolia
(= lavandel)
- geschikt voor een zonnige standplaats
- blauwe bloemen in juni - augustus
- hoogte: 30 à 40 cm
- 6 à 8 planten /m²

Cotoneaster dammeri
- glanzend klein groen blad
- rode bessen gedurende de herfst en winter
- vlakke groeiwijze, hoogte: 8 à 10 cm
- 4 planten /m²
Cotoneaster ‘Coral beauty’
idem (zie vorige)
- hoogte: 50 cm

Ceanothus thyrsiflorus var. repens
- spreidende groei, goede bodembedekker
- planten verlangen een warme beschutte standplaats!
- helderblauwe bloemen in april - juni
- hoogte: 20 cm
- 4 à 5 planten /m²

Cornus canadensis
- zeer goede bodembekker
- vraagt zure grond, verdraagt schaduw
- blad kleurt roodbruin in de winter
- groenachtig witte bloemen in juni
- donkerrode bessen in juli
- hoogte: 20 cm
- 8 à 10 planten /m²

Euonymus fortunei ‘Emerald Gaiety’
- prima bodembedekker voor zon / halfschaduw
- witbont klein eironde blaadjes
- in de winter donkerder van kleur (roodachtig)
- hoogte: 50 cm
- 6 à 7 planten /m²

Euonymus fortunei ‘Emerald gold’
- prima bodembedekker
- geelbont blad, in de winter bronskleurig
- hoogte: 30 à 50 cm
- 6 à 7 planten /m²

Euonymus fortunei ‘Coloratus’
- waardevolle bodembedekker
- donkergroen blad, in het najaar en de winter van licht naar donkerrood verkleurend
- hoogte: 30 à 50 cm
- 6 à 7 planten /m²

Gaultheria procumbens
- geschikt voor halfschaduw / schaduw
- glanzend groene blaadjes in de zomer, in de winter groen rood
- rode bessen in de winter
- geschikt voor een zandige zure bodem
- hoogte: 15 à 25 cm
- 10 à 12 planten /m²

Ilex crenata ‘Convexa’
- meer breed dan hooggroeiend
- kan men door te snoeien goed laag houden ong. 50 cm
- ideale vakbeplanting
- stijve lederachtig glanzend, donkergroen bolronde blaadjes
- blijft mooi groen, ook in de winter
- 4 à 5 planten / m²

Ilex crenata ‘Golden Gem’
- zeer traaggroeiend
- kleine gele blaadjes
- 4 à 5 planten /m²

Leucothoe ‘Zeblid’
(=syn. Leuc. Scarletta)
- lage dichte groeiwijze
- jong blad aanvankelijk bronskleurig, later groen, in de herfst opvallend lichtrood tot bronsrood verkleurend
- hoogte: 50 cm
- 4 à 5 planten /m²

Lonicera in soorten
- groenblijvende heesters, ideaal voor vakvulling
- kan men door te snoeien goed laag houden ong. 50 cm
- geschikt voor zon of schaduw
- variëteiten:

Lonicera nitida ‘Elegant’
- kleine fijne groene blaadjes
- verdraagt goed schaduw
- indien men niet snoeit, ong. 1m hoog

Lonicera nitida ‘Hohenheimer Findling’
- klein eirond tot smal elliptisch blad
- indien men niet snoeit, meer opgaande struik 1.20m

Lonicera nitida ‘Maigrun’
- glanzend lichtgroen blad
- compacte groei
- indien men niet snoeit, 70 à 80 cm

Lonicera pileata
- vlakgroeiende struik
- indien men niet snoeit, 50 à 70 cm
- verdraagt goed schaduw

Sommige dwergconiferen hebben een kruipende groeiwijze en zijn daarom ook geschikt als groenblijvende grondbedekking

II. Niet groenblijvende bodembedekkers

A.Vaste planten (H is halfwintergroen, geen volledige bedekking in de winter)

Ajuga reptans (H)
- goede bodembedekker voor halfschaduw
- groen blad
- blauwe bloemen in mei - augustus
- hoogte: 15 cm
- 8 à 9 planten /m²

Ajuga reptans ‘Atropurpurea’ (H)
idem
- bronsbruin blad

Ajuga reptans ‘Burgundy glow’ (H)
idem
- paarsrood bruin blad

Alchemilla mollis
(= vrouwemantel)
- zeer goede bodembedekker, plant dikt erg goed
- geschikt voor zon / halfschaduw
- sterft elk jaar helemaal af
- groot fluweelachtig groen blad
- gele bloemen in juni- augustus
- na de bloei de bloem afknippen, verzekert een tweede bloei
- hoogte: 40 cm
- 6 à 7 planten/ m²

Aubrieta ‘Cascade purple’ (H)
- bodembedekkend plantje voor kleine opp.
- ideaal voor een droge zonnige standplaats
- kleine groene blaadjes
- diepblauwe bloemen in april - mei, zeer rijkbloeiend
- hoogte: 15 cm
- 10 à 12 planten /m²

Aubrieta ‘Cascade red’ (H)
idem
- karmijnrode bloemen

Ceratostigma plumbaginoides
- waardevolle bodembedekker met ondergrondse uitlopers
- vraagt een humusrijke zandgrond en zonnige standplaats
- azuurblauwe bloemen in augustus - oktober
- kleurig blad in de herfst
- hoogte: 30 cm
- 8 à 9 planten /m²

Epimedium x youngianum ‘Niveum’
- bodembedekkend plantje voor halfschaduw / schaduw
- heldergroen blad
- sterft jaarlijks helemaal af
- zuiverwitte bloemen in trosjes van mei tot juni
- hoogte: 25 cm
- 7 à 8 planten /m²

Epimedium x youngianum ‘Roseum’
idem
- iets lager als voornoemde soort, ong. 30 cm
- lilarose bloem in april - mei

Epimedium x rubrum
idem
- blad roodachtig groen
- geelwitte bloem in april - mei

Epimedium x versicolor ‘Sulphureum’
idem
- mooie herfsttint
- gele bloemen in april - mei
- ideaal voor schaduw

Fragaria vesca
(= wilde bosaardbei)
- goede bodembedekker voor zon / halfschaduw
- witte bloemen van mei tot oktober
- eetbare vruchten in de zomer
- hoogte: 15 cm
- 7 à 8 planten /m²

Fragaria ‘Pink Panda’ (H)
- goede bodembedekker
- sterk groeiend d. m. v. uitlopers
- geen vruchten! (aangeplant voor de bloem)
- rose bloemen in mei - september
- hoogte: 15 cm
- 7 à 8 planten / m²

Galium odoratum
(= lievevrouwebedstro)
- sterk kruipend plantje d. m. v. uitlopers
- geschikt voor zon / halfschaduw
- aromatische bladeren in kransen
- witte welriekende bloempjes in mei -juni
- hoogte: 20 cm
- 7 à 8 planten /m²

Geranium in soorten
(= ooievaarsbek)
- zeer goede bodembedekkers, dikt heel goed
- voorkeur voor een zonnige standplaats
- de meeste soorten sterven jaarlijks helemaal af

meest gebruikte soorten:

Geranium endressii
- zacht rose bloemen in juni - augustus
- hoogte: 30 cm
- 6 à 7 planten /m²

Geranium ‘Johnson Blue’
- zeer rijkbloeiend met helderblauwe bloemen in mei - juli
- hoogte: 50 cm
- 6 à 7 planten /m²

Geranium macrorrhizum ‘Ingwersen’s Variety’ (H)
- donkerrose bloem in juni - juli
- hoogte : 40 cm
- 6 à 7 planten /m²

Geranium macrorrhizum ‘Spessart’ (H)
- wit-rose bloem in juni - juli
- halfgroenblijvend
- hoogte: 30 cm
- 6 à 7 planten / m²

Heuchera x brizoides ‘Pluie de Feu’ (H)
- goede bodembedekker
- groen blad
- rode bloem in juni - augustus
- hoogte: 50 cm
- 7 à 8 planten /m²

Heuchera x brizoides ‘Schneewittchen’ (H)
idem
- witte bloemen in juni - augustus

Heuchera micrantha ‘Palace Purple’ (H)
- goede bodembedekker, dikt goed
- purperrood blad
- bloemen creme-wit in juni - juli
- hoogte: 50 cm
- 7 à 8 planten /m²

Lamium maculatum ‘Roseum’ (H)
- goede bodembedekker
- groen blad
- purperrose bloemen in april - juni
- hoogte: 25 cm
- 8 à 9 planten /m²

Lamium maculatum ‘White Nancy’ (H)
- groeiwijze idem
- witte vlekken op het blad
- witte bloemen in april - juli
- hoogte: 15 cm
- 8 à 9 planten /m²

Lysimachia nummularia
- kruipende groei
- geschikt voor halfbeschaduwde plaatsen
- goudgele bloemen in juni -juli
- hoogte: 10 cm
- 8 à 9 planten /m²

Omphalodes verna
(= Amerikaans vergeet- mij- nietje)
- ideaal als onderbeplanting voor kleine opp.
- maakt worteluitlopers
- hemelsblauwe bloemen met wit oog in maart - april
- groeit op alle gronden, liefst op halfbeschaduwde plaatsen
- hoogte: 15 cm
- 10 à 12 planten /m²

Viola odorata
(= Maarts viooltje)
- laag kruipend plantje, geschikt voor kleine opp.
- bloeit regelmatig met blauwe bloemen van april tot september
- hoogte: 15 cm
- 10 à 12 planten /m²


Viola cornuta in soorten
idem
- andere bloemkleuren (wit, geel, rose, blauw)

B. Bodembedekkende bladverliezende heesters

Chaenomeles ‘Jet Trail’
- laag en breed groeiend
- ideale bodembedekker
- grote witte bloemen in maart - april
- eivormige vruchten
- hoogte: 30 à 40 cm
- 4 planten / m²

Chaenomeles ‘Pink Lady’
- breed uitgaande, bijna horizontale groeiwijze
- rose bloemen in maart - april
- hoogte: 30 à 40 cm
- 4 planten /m²

Symphoricarpos x chenaultii ‘Hancock’
- kruipende vorm, ong. 30 à 50 cm
- waardevolle bodembedekker
- kleine eivormige groene blaadjes
- 2 à 3 planten /m²

Stephanandra incisa ‘Crispa’
- zeer goede grondbedekking
- takken bochtig naar onder gekruld
- kleine gekrulde blaadjes
- zeer decoratief
- hoogte: 40 à 60 cm
- 7 à 8 planten /m²