Marechal NV - Tuincentrum boomkwekerij

onsdag, oktober 27, 2004

FRUITBOMEN

Fruitbomen

1 algemene informatie

Deze folder bevat ons assortiment fruitbomen. Buiten een korte beschrijving vindt u ook nuttige tips in verband met het aanplanten en onderhoud van uw fruittuin.

Fruitbomen worden niet enkel ingedeeld naargelang de vruchten, (appel, peer, pruim,...) maar ook naargelang de hoogte.


Wat is belangrijk om weten?

Er is keuze uit 3 groepen: laagstam, halfstam en hoogstam. We zetten de voor- en nadelen even voor u op een rijtje.



• Laagstam (of struik)

• hebben een stamlengte van ongeveer 50 cm

• geschikt voor de kleine tuin

• zeer makkelijke oogst

• kindvriendelijk



MAAR

- men kan er niet onderdoor

- oppassen met insnoeien



• Halfstam

• hebben een stamlenge van ongeveer 1.50 m

• meest gebruikte groep van fruitbomen

• makkelijk in onderhoud (snoei)

• zeer makkelijk te oogsten

• men kan er nog onderdoor indien nodig



• Hoogstam

• hebben een stamlengte van ongeveer 2 m

• ogen mooi in het landschap en de boomgaard

• men kan er makkelijk onderdoor (ook met de auto, machines,...)

• men kan er vee onder laten grazen



MAAR

-onderhoud en oogst verlopen iets moeilijker, het gebruik van een ladder is noodzakelijk



2 Het aanplanten van fruitbomen.



• Planttijd

Fruitbomen worden aangeplant wanneer deze planten in rust zijn, d.w.z. van half november tot einde maart. Ook in de winter, bij vorstvrij weer kan er geplant worden.



• Grondbewerking

Het is aan te raden voldoende voorbereidingen te nemen vooraleer men gaat planten. De planten mag men nooit onbedekt in zon of wind laten liggen om uitdrogen te voorkomen. Zijn de wortels toch redelijk droog, dompel ze dan eerst in water of besproei ze even alvorens te planten. Indien men niet onmiddellijk na ontvangst kan planten, dan moet men de planten voorlopig inkuilen.

Het plantgat moet voldoende groot zijn d.w.z. 50 bij 50 cm groot en ook 50 cm diep. Het is aan te raden plantcompost in het plantgat te vermengen met de eigen grond. Dit zorgt voor een actieve en gezonde bodem wat de groei dan weer bevordert.

Bij het aanplanten zelf moet men er rekening mee houden de planten zo diep te zetten als dat ze gestaan hebben (ong. 5 cm boven de eerste wortels).



• Bemesting

Wanneer bij het planten de nodige compost al voorzien is, is dit alvast een goed begin. Goede grond (met plantcompost) voorkomt veelvuldig bemesten. Een laagje plantcompost rond de boom leggen, vooral tijdens de zomer, is zeer goed en bevordert de groei. Meststoffen kunnen in het voor- en of het najaar gestrooid worden. Wees wel zuinig met scheikundige meststoffen, bij overmatig gebruik verzieken ze de bodem en verminderen het afweersysteem van de planten. Wij raden echter organische meststoffen aan, zij zijn minder agressief en beter in gebruik.



• Ziekten

Ziektebestandige soorten kiezen kan u al heel wat ellende besparen. Laat onze tabel hierbij een hulp zijn.

Toch is dit niet de garantie voor een probleemloze boomgaard.

Voor het bestrijden van ziekten en plagen is het best uw bestrijdingsmiddelenleverancier te raadplegen.



3 Soorten fruit



APPEL

De appel behoort tot het omvangrijke planten geslacht Malus. De bomen zijn geschikt voor alle gronden op voorwaarde dat de grond voldoende voedsel en geen storende lagen bevatten. De grondwaterstand moet constant en niet te hoog zijn. De groei beheerst men door het insnoeien. Bij de vormsnoei zijn de hoofdtakken belangrijk. De onderhoudssnoei wordt jaarlijks toegepast. Oude takken worden geruimd om plaats te maken voor jonge takken, waterloten worden verwijderd evenals zwakke en kromgroeiende twijgen. Verjongingssnoei is het wegnemen van oude takken waardoor de groei weer gestimuleerd kan worden. Het snoeien wordt best uitgevoerd in de winter bij vorstvrij weer.



PEER

De peer behoort tot het geslacht Pyrus. Perenbomen stellen weinig eisen aan de grond, voldoende voedsel bevordert de groei en bloei sterk. Perenbomen nemen niet veel ruimte in en zijn gemakkelijk te vormen. Als leivorm plant men ze best ongeveer 1.50 m uit elkaar. De groei wordt zoals bij de appel beheerst door het insnoeien. Dit gebeurt ook best in de winter bij vorstvrij weer.



PRUIM

De pruimenrassen behoren tot het geslacht Prunus domestica. Ze stellen weinig eisen aan de grond en de standplaats. Pruimenbomen kan men best na de oogst of als de bomen in het voorjaar gaan uitlopen snoeien. Hierdoor zal de snoeiwond snel vergroeien. Elk jaar dunne takken wegsnoeien is beter dan bij oude bomen grote takken weg te snoeien en zodoende grote wonden te maken. Sommige pruimenbomen zijn zelfbestuivend en daardoor zeer geschikt als solitair in kleine tuinen. Andere soorten geven juist de voorkeur om met meerdere bij elkaar te staan voor een goede vruchtopbrengst. Voor meer informatie verwijs ik u naar onze tabellen.



KERS

De kers behoort tot het geslacht Prunus. Kersenbomen stellen weinig eisen aan de grond. Hij groeit meestal goed en gezond. Of de boom het naar zijn zin heeft kan men zien aan de stam. Deze behoort glad te zijn. Is hij knoestig, dan mankeert er iets aan de grond, de waterhuishouding of aan de bemesting. Kersen snoeit men best in de zomer na de oogst. Tijdig snoeien voorkomt dat men later dikke takken moet verwijderen, waardoor grote wonden ontstaan. Een te dichte kroon moet echter worden uitgedund ook als het al oudere takken zijn. Daarom is het beter bij het opkweken jonge takken die te veel zijn geheel weg te snoeien. Andere takken krijgen hierdoor voldoende ruimte om uit te groeien.



KRIEK

De kriek is nauw verwant aan de kers en behoort ook tot het geslacht Prunus. Krieken stellen weinig eisen aan de grond en zijn zelfbestuivend. Krieken, ook zure kersen genoemd, worden vooral gekweekt voor de inmaak. Het snoeien gebeurt op dezelfde manier als bij de kersen.



PERZIK

De perzik behoort tot het grote geslacht Prunus. De verschillende fruitsoorten van het geslacht prunus hebben gemeen dat ze steenvruchten dragen. Bij de perzik is deze steenvrucht groot en gegroefd. Ons klimaat is niet bepaald gunstig voor de teelt van perziken doordat de bomen vroeg in het voorjaar (maart) bloeien. De kans is daardoor ook groot dat de bloesem (het vruchtbeginsel) van vorst te lijden krijgt. Daarom is het belangrijk de perzikboom op een beschutte plaats te zetten (bv. voor een muur op het zuiden). Op een zonnige plaats en een kalkrijke grond groeit de boom zeer goed. Een beetje kalk in de plantput mengen is aan te raden. De perzikboom best snoeien direct na de oogst. Snoeien bestaat uit het wegnemen van dorre takken. Wanneer de boom overvloedig beladen is met vruchten, is het aangeraden goed te dunnen. De boom zal er goed bij varen. De grootte van de vruchten en de smaak wordt erdoor bevorderd. De perzikboom is zelfbestuivend.



NECTARINE

Een nectarine is eigenlijk een perzik met een gladde schil. De eisen wat betreft grond zijn dan ook dezelfde als bij de perzik. Een kalkrijke grond en een zonnige standplaats genieten de voorkeur. Het is aan te raden kalk in de plantput te mengen om een beter resultaat te bekomen. Nectarines zijn zelfbestuivend.



AMANDEL

De amandel (Prunus dulcis) kan als vrijstaande boom geplant worden. Hij doet het goed op een zonnige warme plaats, bij voorkeur een doorlatende kalkrijke grond. De snoei is na de oogst. De zoet smakende vruchten kan men drogen op een koele plaats en bewaren. Pluk de vruchten wanneer deze rijp zijn, ze zijn dan zeer aromatisch.



ABRIKOOS

De abrikoos is een kleine boom of struik en behoort eveneens tot het geslacht Prunus. Omdat de boom zeer gevoelig is aan nachtvorst, is de teelt nooit echt belangrijk geworden. Plant men ze op een zeer zonnige en goed beschutte plaats, tegen een muur en liefst op een kalkrijke grond, kan men wel goede resultaten behalen. De abrikoos levert zeer sappige vruchten, mits men de oogst wacht tot ze geheel rijp zijn. In warme streken is de abrikoos een belangrijk exportartikel. Ze worden veelal gedroogd en geconserveerd. De abrikoos is zelfbestuivend.



DRUIF

De druif, ook door sommigen gekend als Vitis, stelt weinig eisen aan de grond mits men de nodige plantcompost in de plantput mengt. Soms steekt men ook al eens stenen bij in de plantput omdat deze de warmte beter opnemen en ze ‘s nachts weer kunnen afgeven. Druiven groeien best op een zonnige beschutte plaats tegen een muur of aan een draad of paal. Ze gedijen ook heel goed in de serre of veranda. Het snoeien van druiven is iets moeilijker. De hoofdstam laat men de eerste jaren bijgroeien met 40 à 80 cm per jaar. De overige takken snoeit men weg. Dit doet men tot men de gewenste hoogte bereikt heeft. Jaarlijks de zijtakken in de winterperiode insnoeien tot op 2 ogen. Op de ranken die dan uitgroeien komen de vruchten. De vruchtdragende scheuten worden elke zomer getopt zodat bladeren en vruchten elkaar niet bedekken, na de druiventros 2 bladeren laten staan, de rest weg nemen. Al in het tweede jaar kan men vruchten verwachten. Om grote druiven te krijgen moeten de trossen gedund worden. Knip wanneer de druiven zo groot zijn als een erwt, ongeveer de helft weg. Houd daarbij de vorm van de tros een beetje in de gaten. De overgebleven druiven groeien nu des te beter.



BESSEN

• STEKELBES (of KRUISBES)

De stekelbes (ook knoesel genoemd) stelt weinig eisen aan grond en standplaats, wel hebben ze een lichte voorkeur voor vochtige grond. Half schaduw wordt goed verdragen. De bessen komen aan het éénjarig hout en zijn rijp vanaf einde juni. Het snoeien bestaat uit uitdunnen en insnoeien. Fel afhangende takken wegsnoeien, de sterkste laten staan. Plantafstand bedraagt 1 tot 1.50m.

• TROSBES OF AALBES

De 3 aalbessoorten, rode, witte en zwarte, stammen allen af van het geslacht Ribes. Ze behoren tot het zogenaamde kleinfruit en kunnen op alle gronden worden gekweekt als de bodem maar niet te droog is. Plantcompost in de plantput mengen is wel aan te raden. De plantafstand van de rode en witte bessen bedraagt ongeveer 1 à 1.50 m. Bij de zwarte bessen is deze plantafstand groter, 1.50 tot 2m omdat het brede struiken worden. De takken van de struik moet men insnoeien en uitdunnen zodat ook het hart van de struik voldoende licht krijgt. Zwarte bessen snoeit men drastisch terug na het planten zodat krachtige nieuwe scheuten tot ontwikkeling komen. Dan is snoeien niet meer nodig totdat de plant vrucht gedragen heeft. Na de vruchtdracht jaarlijks uitdunnen en insnoeien. Bij rode en witte bessen snoeit men de takken tot op de helft terug en zijscheuten tot 2,5 cm. Zomersnoei is goed om het jonge hout te doen rijpen. Tenslotte nog even een woordje uitleg over de smaak van de bessen. Rode bessen hebben een zoetzure smaak. Witten bessen zijn iets zoeter. Zwarte bessen (ook cassis genoemd)hebben een zeer speciale smaak alsook aroma, ze worden meestal gebruikt voor confituur en sap. De takken en bladeren van de struik zijn bij het wrijven fel riekend.

• BRAAMBES

Braambes of Rubus stelt ook weinig eisen aan de grond en standplaats. Plantcompost in de plantput mengen bevordert echter de groei. Men moet bramen meestal wel leiden, de takken kunnen meterslang worden. De snoei beperkt zich tot het wegnemen van zwaar oud hout in het voorjaar. Doordat ze op tweejarig hout dragen, moet men geen grondscheuten of éénjarig hout wegnemen tenzij dit nodig zou zijn om te leiden of om de struik uit te dunnen. Braambessen zijn zelfbestuivend en zeer vruchtbaar.

• AMERIKAANSE BOSBES

De Amerikaanse bosbes (Vaccinium corymbosum) is een veredelde bosbes met grote zoete vruchten, rijp in juli - augustus. De bosbessen gedijen zeer goed in ons klimaat en zijn zeer vruchtbaar, mits ze aangeplant worden in vochtige zure grond. Turf mengen in het plantgat is aan te raden. Na het planten kan men eventueel de bodem afdekken met turf, bladgrond en dennennaalden, dit voorkomt uitdroging van de grond. In het voorjaar de oude afgedragen takken wegsnoeien is voldoende. Hiermee beperkt men zich tot verjongingssnoei.

• FRAMBOOS

De framboos (Rubus idaeus) vraagt een voedzame bodem die voldoende vochtig is. Lichte schaduw wordt verdragen. Het is aan te raden plantcompost in de plantput onder te mengen. Frambozen mag men dicht tegen elkaar planten 4 à 5 per lopende meter. Het eerste jaar dragen de scheuten niet. In het volgende jaar de uit de grond schietende scheuten wegknippen, dit kan tot begin mei. De scheuten die dan nog volgen laat men doorgroeien. De tweejarige scheuten dragen vrucht vanaf half juli. Na de oogst moet men ze tot tegen de grond wegknippen. In de winter mogen de planten getopt worden.



NOTEN

• HAZELNOOT

De hazelnoot (Corylus avellana) stelt geen speciale eisen aan de grond. Hij groeit op de meeste niet te droge gronden en kan zeer goed schaduw verdragen. Wanneer men meerdere soorten bij elkaar plant krijgt men een goede vruchtzetting. Hazelaar verdraagt snoei uitstekend, hoewel deze niet noodzakelijk is. De noten na droging koel bewaren.

• WALNOOT OF OKKERNOOT (Juglans regia)

Walnoten zijn prachtige vrij grote bomen. Bij het planten kan men best plantcompost in de plantput vermengen met de eigen grond. Veredelde notenbomen zijn duurder in aankoop, maar geven eerder en meer vruchten (bv Broadview of Buccaneer). Snoei is niet echt nodig, behalve wanneer er dode, zieke of elkaar kruisende takken tussen zitten. De walnoot gedijt best op voedselrijke grond en verlangt volle zon. Snoei zo min mogelijk, alleen ‘s zomers (ivm de sapstroom). De vruchten kan men oogsten wanneer de groene bolster barst, drogen en koel bewaren.

• KASTANJE (Castanea sativa)

De tamme kastanje is een snelgroeiende boom. In het najaar laat de boom prikkelige groene bolsters vallen waarin eetbare vruchten nml. de kastanjes zitten. De kastanjeboom heeft voorkeur voor een vochtige bodem en kan vrij veel schaduw verdragen, toch geniet een warme plek de voorkeur.



MOERBEI

De moerbei of Morus nigra zijn vooral geteeld voor de kweek van zijderupsen. Toch heeft zij verrukkelijk smakende vruchten die gelijken op grote braambessen. Ze hebben een fijne zoete smaak en worden veelal gebruikt om jam van te maken, maar kunnen ook zo gegeten worden. De boom vraagt een losse vochthoudende grond.



MISPEL

De mispel of Mespilus germanica is een niet veeleisende struik of kleine boom. De vruchten hebben een bijzondere smaak, die door sommige mensen wel, door andere niet op prijs wordt gesteld. De vruchten plukt men pas na enkele nachten met vorst. Daarna moeten ze in huis narijpen tot ze zacht zijn, niet rot! De vruchten zijn geschikt voor confituur, confijten en fruitwijn.



KWEEPEER

Kweepeer of Cydonia oblonga vormt een grote struik of kleine boom met peervormige vruchten. Rauw zijn de vruchten echter niet te eten, het vruchtvlees is heel hard en wrang van smaak. Na toevoeging van voldoende suiker is het vruchtvlees als jam, smaakmaker in bijvoorbeeld appelgebak, ijs en compot. De kwee gedijt op iedere niet te droge grond. Snoei verdraagt hij uitstekend, hoewel die niet noodzakelijk is. Het verwijderen van oud hout is echter wel belangrijk.



KIWI

De kiwi of Actinidia chinensis is een klimplant die we soms wel eens aantreffen langs een pergola. Het is een decoratieve, snelgroeiende plant die bij ons toch wel een beetje vorstgevoelig is, een plekje op het zuiden is aan te raden. Voor het planten is het belangrijk de plantput voldoende ruim en diep te maken. Sterkgroeiende takken moet men in de zomer regelmatig insnoeien. Voor de bevruchting is het nodig een mannelijke en vrouwelijke plant bijeen te zetten. Tegenwoordig zijn er ook al zelfbestuivende planten in de handel. De vruchten zijn behaard, groenbruinachtig en bevatten zeer veel vitamine-C. Het is een lekkere vrucht met een friszoete smaak. De kiwi vraagt een voedzame vochthoudende grond.



VIJG

Vijgen (Ficus carica) groeien zeer goed en gezond op gewone tuingrond. De vijgenboom, die vaak alleen om zijn decoratieve waarde geplant wordt, verlangt wel een beschutte plaats tegen een warme muur. Men moet er rekening mee houden dat ze vorstgevoelig zijn en moeilijk rijpen in ons klimaat. Wanneer men een vijgenboom in de serre of veranda zet, kan men wel goede resultaten bekomen. De snoei is vrij eenvoudig, in het voorjaar worden de vruchttakken tot op één of twee knoppen teruggesnoeid. Ook al het hout dat in de winter schade heeft ondervonden evenals ongewenste scheuten moet men verwijderen. Uitdunnen is aan te bevelen.



AARDBEI

De aardbei (Fragaria ananassa) behoort als enigste fruitsoort tot de vaste planten. Alle andere soorten zijn struiken, bomen of klimplanten; de zogenaamde houtige gewassen. Aardbeien houden van lichte, vochthoudende en humusrijke grond. Ze kunnen zowel in volle grond geplant worden als in pot. Wie geen last van onkruid tussen de aardbeien wil hebben, legt voor het planten zwarte plasticfolie over de grond uit. Maak een klein gat op de plaats waar de aardbei wordt geplant. De plasticfolie zorgt er ook voor dat vocht en warmte behouden blijft. Stro tussen de aardbeien heeft hetzelfde effect. Wanneer de aardbeien in rijen worden geplant, is 60à70 cm tussen de rijen nodig. In de rij zelf is 35à40 cm voldoende.